54
13
Fröbelleer.
Fröbelles.
De verschillende Fröbelgaven bleken de candidaten vol
doende bekend te zijn. Vragen zooals„In welke groepen
verdeelt men de speelgaven van Fröbel? Waarom gaf Fröbel
den wollen bal als le gave? Welke bouwgaven kent ge?
Kunt ge de speelgaven beschrijven, die hoofdzakelijk ten
doel hebben het schoonheidsgevoel te ontwikkelen Wat
laten wij het kind van het vouwblad maken?” wisten alle
candidaten voldoende te beantwoorden.
Op vragen zooals: „Hoe kunt ge de oefeningen, die ge
met de le en 2e gave houdt, aangenaam maken voor het
kind? Noem eenige van die spelletjes. In welk leerjaar be
gint men met vouwen? Wat leert het kind door het werken
met de verschillende speelgaven?” waren de antwoorden
soms onbeduidend. Slechts weinige candidaten gaven blijk
over de waarde der speelgaven te hebben nagedacht. Daar
echter de bekendheid met de Fröbel-speelgaven voldoende
bleek en alle candidaten ook toonden met de verschillende
gaven te kunnen werken, behoefde het cijfer 4 geen enkele
maal toegekend te worden.
Bij deze lessen werden de volgende leermiddelen gebruikt:
vlechtlatten, legstokjes, 5e gave, ringen, le gave, 2e gave,
kleine 5e met kleine 6e, samen gebruikt, vouwblad, mozaiek,
kleine 6e gave, gekruiste bovenlaag en kleine 5e samen.
De lessen, die over het geheel vrij goed waren, enkele
zelfs zeer goed, gaven overigens aanleiding tot de volgende
opmerkingen
Sommige candidaten spraken te veel en te luid, daarbij
steeds verbiedende; andere vonden blijkbaar alles goed en
gebruikten dikwijls verkleinwoordjes, die zelfs bij kinderen
meestal niet gewild zijn. Enkele liepen voortdurend langs
de klassen heen en weer, steeds pratende over het werk,
waarbij de kinderen weinig deden, of geen acht sloegen op
hetgeen gezegd werd; andere candidaten bleken zoo weinig
stof te hebben, dat zij de les maar spoedig lieten eindigen.
Een paar candidaten lieten telkens door de kinderen de
zinnen aanvullende andere waagden een tamelijk mislukte
poging tot opwekking der zelfwerkzaamheid, door bij een
gedeelte van het werk te zeggen: „verzint dat zelf maar
eens”, waarop zij dan meestal bijna dadelijk lieten volgen:
„maakt het maar zoo”!
Bij het meerendeel der candidaten evenwel waren de toon
en de houding voor de klasse rustig, eenvoudig en natuurlijk.
VERSLAG BEWAAKSCHOOL-AKTE-EXAMENS.