56
2
belast
op de
met het toezicht op de scholen voor zwakzinnigen,
burgerscholen en op het onderwijs aan spraakge-
brekkigen. Dr. Moquette en ondergeteekende werden belast
met het toezicht op de scholen 1ste en 2de klasse, van
welke beschikkingen aan de schoolhoofden kennis werd ge
geven.
Ik acht het te dezer plaatse aangewezen, nu voor de
eerste maal een meer uitgebreid verslag door mij wordt
uitgebracht, om kortelijk iets over doel en inrichting van
het instituut in het midden te brengen.
De schoolarts heeft een tweeledige taak. Met betrekking
tot den Staat (de Gemeente) heeft hij te zorgen, dat de
opgroeiende jeugd zoo krachtig mogelijk worde, opdat het
gehalte van het Nederlandsche volk, voor zoover dit in zijne
macht staat, op het hoogst bereikbare peil worde gebracht.
Doch tegenover de kinderen kan men het zóó uitdrukken,
dat hy hen zooveel mogelijk moet bewaren voor eventueele
schade, welke uit het door de wet verplichte schoolbezoek
zou kunnen voortvloeien.
Nu is het duidelijk dat, terwijl het instituut er dus is
ten dienste der kinderen, de eenige weg om het doel te be
reiken is: de hulp der ouders, speciaal der moeders, in te
roepen. Kan men deze overtuigen, dat de schoolarts alleen
het waarachtig belang van hun kroost op het oog heeft,
dan is alles gewonnen. Volgens deze opvatting steunt dus
de schoolarts hoofdzakelijk op de macht der ouders, terwijl
vroeger de onderwijzers zijn voornaamste bondgenooten waren.
Het is er verre van daan, dat ik de hulp der onderwijzers
gering zoude achten. Bij de uiteenzetting der werkwijze
zal dit aanstonds blijken, maar het nieuwe in den ganschen
opzet ligt toch daarin, dat er duideljjk worde ingezien, dat
in de volksklasse men alleen dan indruk maakt, als men
het belang, dat iedere moeder bij haar eigen kind heeft,
voor zijn doel tracht te gebruiken. En daarom heb ik juist
den langsten weg gekozen, om namelyk met iedere moeder
afzonderlijk de belangen van haar kind te bespreken, en
den weg van populaire voordrachten, ouderavonden, etc.
niet ingeslagen, omdat nooit alle moeders langs dezen weg
te bereiken zyn, en juist zy, die er het meeste behoefte
aan zouden hebben, de meest onontwikkelden, toch niet
zouden komen.
Het denkbeeld, dat in de vorige jaren steeds meer en
meer met duidelijkheid my voor den geest kwam, kon nu
VERSLAG GEMEENTELIJKEN SCHOOLARTSENDIENST.
3. Doel en middelen.
H*
l
L