193
•J
Op 1
Op 1
Op 1
Op 1
Op 1
Op 1
Op 1
Op
b. uit den dienst bij de militie te land 54 verlofgangers
der lichting 1902, die ingevolge de bepalingen der
Militiewet 1901 niet naar de landweer overgingen.
Aan den Commissaris der Koningin in deze Provincie
werden 1347 bewijzen van voldoening aan de Militie
aangevraagd.
8
II
1904,
1905,
1906,
1907,
1908,
1909,
1910,
273
270
264
290
366
360
379
260
b. Landweer.
Bij Kon. Besluit van 14 Januari 1903 (Stbl. No. 34)
werd het in werking treden der wet van 24 Juni 1901
(Stbl. No. 160) (Landweerwet) bepaald op 1 April 1903.
Naar aanleiding, daarvan werden bestemd voor den
dienst bij den Landweer.
d. Inkwartiering.
Volgens de krachtens artikel 17 der wet van
14 September 1866 (Stbl. No. 138) in 1910 opgejnaakte
lijsten, kunnen bij de ingezetenen worden ingekwartierd
te ’s-Gravenhage 18629 manschappen (waaronder
4632 officieren), te Scheveningen 1944 manschappen
(waaronder 511 officieren) en zijn er bij particulieren en
stalhouders respectievelijk 939 en 205 plaatsen tot stalling
van paarden beschikbaar.
Op 1 Augustus 1903,
den
31sten Juli 1910 werden 286 verlofgangers,
behoorende tot de landweer-lichting 1903, ontslagen,
wegens geeindigden landweerdiensttijd.
96 verlofgangers van de landweer vertrokken in 1910
naar andere gemeenten, terwijl 115 zich alhier vestigden.
c. Vrijwillige Dienst.
Tot het opmaken van bescheiden noodig voor vrij-
willigen dienst, meldden zich aan 1015 personen.
13
verlofgangers
n
T)
n
n
n
n
n
behoorende tot de
Militie-lichting
1895
1896
1897
1898
1899
1900
1901
1902