f 236 Het ledental bleef stationair. Het Museum werd in 1910 bezocht door 174 betalende en 384 niet-betalende bezoekers, tegen respectievelijk 415 en 212 in het vorige jaar. In het begin van het jaar werd het Museum met een bezoek van H. M. de Koningin-Moeder vereerd. Het grootste aantal bezoekers op één dag was 11 be- talenden op 26 Juli en 21 niet-betalenden op 14 Sept. Over het gebruik van het Museum kan worden mede gedeeld, dat ook in 1910 een leeraar van de Amhachts school te ’s-Gravenhage verlof kreeg, met eene klasse meubelmakers de voorbeelden in het museum te be- studeeren. Waar ook verleden jaar een dergelijk bezoek werd gebracht, wordt daaruit afgeleid, dat door den directeur van genoemde school zoodanig bezoek van belang geacht wordt. Twee Deensche dames, leeraressen in kunstnijverheid in haar eigen vaderland, bezochten het Museum eenige malen op uren, w'aarop het gebouw speciaal voor haar toegankelijk werd gesteld. Voor eene ingezetene van Nijmegen werden afgietsels gemaakt van gothieke pa neeltjes, welke als modellen moesten dienen voor het restaureeren van een gothiek meubel. Aan de tentoonstelling van huisvlijt, gehouden te Scheveningen in den zomer van 1910, werd eene col lectie voorwerpen uit het Museum ter expositie gezonden. Door het Museum werden in het afgeloopen jaar geene aankoopen gedaan. Van H. M. de Koningin-Moeder werd eene curieuse beeldengroep, voorstellende „de Godin der Genade", chineesch lakwerk op zijde, in bruikleen ontvangen Door den Voorzitter werd in bruikleen afgestaan een empire fauteuil en door den Secretaris een 18e eeuwsche bronzen pompbek in den vorm van een dolfijn. De Directeur richtte in de daarvoor bestemde beneden zalen eenige tijdelijke tentoonstellingen van oude ge bruiksvoorwerpen in. In de inrichting van het Museum kwam nog geen verandering. K In het jaarverslag over 1910 van het Schilderkundig Genootschap „Pulchri Studio" vinden wij o. m. vermeld, dat als lid zijn toegetreden: 7 donateurs, 4 werkende,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1910 | | pagina 236