J
41
Batig saldo
f
der ontvangsten
en der uitgaven
f 19.954.554,715
- 19.821.212,215
133.342.50
De geldleening, groot f 75.000,a 4 pCt, voor het
asphalteeren van eenige straten, tot het aangaan van
van welke leening de Raad den 27sten Juni 1910 het
besluit nam, werd overeenkomstig dat besluit den
Isten Augustus d. a. v. met de firma Wurrbain Zoon
te Amsterdam a pari gesloten.
De 5en December 1910 besloot de Raad tot de uitgifte
van een 4pCt. geldleening, groot ten hoogste f 8.000.000.
Deze leening werd overgenomen door een consortium,
van welks tusschenkomst wij gebruik maakten krachtens
de op 12 December 1910 door den Raad verleende
machtiging. De openbare inschrijving geschiedde op
21 December tegen den koers van 10Ó7/8 pCt.
Verder verwijzen wij naar de staten (Bijlagen 7 en 8),
die den aard der ontvangsten en der uitgaven afzonder
lijk vermelden.
Het saldo der rekening is de som van het saldo der
gewone ontvangsten en uitgaven ad f 802.564,77 en het
saldo der buitengewone ontvangsten en uitgaven ad
f 1.288.330,49®. Óver het saldo van „gewoon” werd
ten bate van den dienst 1910 beschikt tot een bedrag
van f 114.628,72, terwijl het overige ad f687.936,05 ten
goede kwam aan den dienst 1911. De op den dienst
1909 geboekte ontvangsten uit geldleening overtroffen
de door leening te dekken uitgaven betreffende dien
dienst met f 1.292.044,385daarentegen werd wegens
Rijksvergoeding voor schoolbouw f 3.713,89 minder ont
vangen dan geraamdvandaar het saldo ad f 1.288.330,49®.
De beide laatstgemelde bedragen zijn naar de begrooting
voor 1910 overgebracht, waartegenover de post geld
leening met bovengenoemd bedrag van f 1.292.044,38®
is verminderd.
Volgens de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde
begrooting voor het dienstjaar 1911 is het geraamd
bedrag
Zie hiervoor blz. 1
van de toelichting der begrooting voor 1911.