20 117 VERSLAG LAGER ONDERWIJS. het lager onderwijs ten goede, dan zouden deze tegen het berokkende nadeel misschien eenigszins kunnen opwegen, doch in vele gevallen kan het verleenen van verlof slechts hoofdzakelijk in het persoonlijk belang der aanvragers aangemerkt worden, daar dezen door het verkrijgen van bevoegdheden voor het middelbaar of voorbereidend hooger onderwijs of door studie in eene andere richting (b.v. schil deren) de gelegenheid geboden wordt, het lager onderwijs te verlaten, van welke gelegenheid dan ook niet zelden gebruik is en wordt gemaakt. Verder is naar het oordeel der Commissie de salaris regeling, waarbij aan de tjjdelijke onderwijzers eene ver goeding, berekend naar f 500.— ’s jaars met aftrek der vacanties, wordt gegeven, terwijl de verlofganger overigens zijn volle traktement behoudt ook gedurende de vacanties gelijk te stellen met het verleenen van eene subsidie of studiebeurs uit de gemeentekas aan enkele bevoorrechte personen, wat des te minder gemotiveerd schijnt, wijl de gemeente ’s-Gravenhage thans, op grond van de ruim vol doende onderwijzerssalarissen, ten volle aanspraak kan maken op eerste-klasse leerkrachten, die hare studiën reeds hebben voltooid. De Commissie voelt zich daarom gedrongen, ter bevor dering van den bloei van het openbaar lager onderwijs in deze gemeente, Uw College beleefd te adviseeren, in den vervolge zoo spaarzaam mogelijk te zyn by het verleenen van studieverloven aan de leden van het personeel der openbare lagere scholen. Eene volstrekte weigering van alle studieverloven even wel zou de Commissie niet wenschen. Wanneer de verloftijd zich bepaalt tot een kort tydperk vóór een examen, kan de schade aan den gang van het onderwys als onbeduidend worden aangemerkt en bestaat daartegen bij de Commissie geen bezwaar. Mocht Uw College evenwel termen blijven vinden, aan onderwyzers of onderwijzeressen langere verloven te ver leenen, dan zoude het naar de meening der Commissie niet alleen billyk, doch ook gewenscht zijn, de vergoeding voor plaatsvervanging zoodanig te regelen, dat daarvoor het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1910 | | pagina 612