45
14
Vertellen.
boeiende wijze de haar gegeven stof te
„Minetje”,
De Sub-Cotnmissie ziet natuurlijk graag, dat de les aardig
en aantrekkelijk gemaakt wordt, ook met bovenstaande
voorwerpen, indien deze bij de les passen, maar ze mogen
niet alleen als tucht- of aanvullingsmiddel gebruikt wordt.
minuten
opvatting weer te geven.
Hoewel de examenrooster een half uur beschikbaar stelde
voor de vertelling, werd den candidaten medegedeeld, dat
wanneer het verhaal vóór den bepaalden tyd geëindigd was,
dit niet in aanmerking gebracht werd bij de toekenning van
het cyfer.
Bij de beoordeeling stelde de commissie zich de volgende
vragen
a. Heeft de candidate den inhoud van de vertelling juist
weergegeven
b. Doet zij de strekking uitkomen?
c. Hoe is hare voordracht?
d. Ligt de wijze van uitdrukking de taal binnen de
bevatting der leerlingen?
e. Heeft zij den goeden verteltoon
Illustreert zij door ’t woord of anderszins?
g. Welken invloed had de vertelling op de leerlingen
De meeste candidaten bepaalden zich tot het weergeven
van den inhoud, zonder meer, doch gaven niettemin een vrij
goede vertelling. Enkelen gaven een dor relaas van het
verbaal, dat zij gelezen hadden.
Het gelukte slechts aan enkele candidaten op frissche,
opgewekte en
behandelen.
De strekking der vertelling kwam niet altijd tot haar recht,
wat dit voordeel te vermelden geeft, dat het verhaal daardoor
een „KinderverteDing” bleef en niet ontaardde in een „zede-
De Sub-Commissie gaf den candidaten een vertelling uit
een der volgende bundels:
a. Marie Honig, „Vertelboek I en II”;
b. Marie Leopold, „Moeder vertelt”;
c. S. Heken, „Oolijk en Vroolijk”.
Waaruit, o. m. verteld werden:
a. „Meta’s Pop”, „Het Vinkennest”, „Sultan”;
b. „Matroosje”, -Winkeltje Spelen”;
c. -De geschiedenis van Catootje en Casootje”,
„Bjjde-handje”.
Den candidaten werd de vrijheid gegeven na 10 a 15
voorbereiding, de vertelling geheel naar eigen
VERSLAG BEWAARSCHOOL-AKTE-EXAMENS.
i
■j