45 17 AKTE B. TAALOPSTEL. 9—10>/2. TEEKENEN. Klein Keesje en Klein Koosje. A. Het schriftelijk werk van het examen voor de hoofdakte, akte B, dat gehouden werd op 22 September te Rotterdam en te ’s-Gravenhage, bestond uit de volgende opgaven: Maak naar aanleiding van één der onderstaande gedichten twee schetsen, waarvan één zooveel mogelijk opgewerkt. Klein Keesje en Klein Koosje, Die gingen samen uit, En Keesje mocht w^l wand’len gaan, Maar Koosje had het stil gedaan, Zoo’n stoute guit. Klein Koosje nam een loopje, En sprong er midden in, En ’t arme domme ventje zat, Al stond er juist niet heel veel nat, Toch onder tot zijn kin. Naar keuze: 1. Een warme zomer. 2. Aan het station. 3. De beste stuurlui staan aan wal. 4. "Vertel iets van een der hoofdpersonen uit een door u gelezen boek. prettig en met animo gespeeld en werkelijk iets geleerd hadden. Klein Keesje en Klein Koosje, Die kwamen aan een sloot, En Koosje wou er overheen, Maar Keesje schudde flink van neen, Want, wie verdrinkt, is dood. VERSLAG BEWAARSCHOOL-AKTE-EXAMENS. 1

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 1482