te I S 45 23 287 punten aan 42 candidaten, dus gemiddeld 6,8 per candi date. Verleden jaar was dit gemiddelde 5,9 voor 31 candi daten. Evenals bij het examen voor Akte A, valt dus nu by dat voor Akte B een belangrijke vooruitgang te bespeuren. Onderzocht werd of de candidaten (1) bekendheid met de vorming der verschillende klanken, en (2) eenige kennis van de methode om jonge kinderen klanken en woorden goed te leeren uitspreken, bezaten, en (3) of zij in staat waren daarbij veelvuldig voorkomende gebreken te verbeteren. Over het algemeen bewezen de candidaten nogal wel op de hoogte te zijn van de vorming der .verschillende klanken, hoewel sommige klanken zooals de ng, de s en z, de k, de g en de h, daarby wel eens in de klem raakten. Niet altijd wist men aan te geven of er een afsluiting dan wel een vernauwing gevormd werd, wat toch van zooveel gewicht is te weten by de vorming der klanken. Sommigen keken zelfs soms vreemd op, dat in het woord klanken zoowel de medeklinkers als de klinkers begrepen warenzij wilden er alleen de klinkers door verstaan hebben. Het verschijnsel van de gelijkmaking der opeenvolgende klanken werd meestal goed opgemerkt, niet altyd evenwel onderscheiden in de scherpe en de zachte. Daarentegen werd het gemeen hebben van een spraak-element door twee daarvoor-in-aanmerking- komende opeenvolgende klanken bijna nooit herkend, even min wat daarmee samenging, zooals bijv, in de uitspraak van de woorden opbeuren, einde, eindlijk, ontnemen, kompas, koopman, enz. Soms werd de klank ng niet herkend in den klank, die de k voorafgaat in het woord dank, waarin men dan de n wilde hooren. Anderen lieten by het op zich zelf vóórt brengen van den ng-klank een n en een g hooren. zij het ook een korte, en meenden dit bepaald te moeten doen. Deze hechtten dus nog te sterk aan de schriftelyke voorstelling, en toonden de klanken niet te kunnen los maken uit het gesproken woord, iets, waarvan gebrek aan oefening in het waarnemen wel de oorzaak zal zijn. Van de methoden om jonge kinderen klanken en woorden goed te leeren uitspreken, hadden de meeste candidaten slechts vage begrippen. Het voordoen, en het „zeggen aan de kinderen, hoe zij de tong moeten houden” (het berede- neeren der kinderen van de bewaarschool!) vormden daarby de hoofdzaak, niet het doen met de kinderen. Met het verbeteren van sommige spraakgebreken, bij voorkeur werden door de candidaten daarvoor de 1 en de s gekozen, zelden een andere klank, was het beter gesteld hoewel het wenschelijk blijft, dat de candidaten ook andere gebreken kunnen verbeteren. Het gebruik van den spiegel, VERSLAG BEWAARSCHOOL-AKTE-EXAMENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 1488