Bijlage 49
VERSLAG omtrent den toestand van het Christelijk
Gymnasium te ’s-Gravenhage in het jaar 1911.
Het College van Directeuren der Vereeniging voor Christelijk
Voorbereidend Universitair Onderwijs, gevestigd te Utrecht,
waarvan genoemd gymnasium uitgaat, werd in den loop
van het jaar 1911 aangevuld door de benoeming van den
heer D. J. Middelbeek te Utrecht, zoodat het thans bestaat
uit de heeren
J. E. N. Baron Sehimmeïpenninck van der Oye van Hoeve
laken, te Hoevelaken. Voorzitter;
J. S. F. van Hoogstraten, te Arnhem, Tweede Voorzitter;
Mr. J. Schokking, te Leiden, waarnemend Secretaris;
Jhr. Mr. L. H. J. M. van Asch van Wijck, te Utrecht,
Penningmeester
Dr. B. van Meer, te Apeldoorn;
Jhr. Mr. F. H. Radermacher Schorer van Nieuwerkerke, te
Utrecht;
D. J. Middelbeek, te Utrecht.
In het College van Curatoren van het gymnasium ontstonden
twee vacatures door het overlijden van zijn Voorzitter, den
heer Mr. J. C. de Marez Oyens, en het aftreden van den
heer Jhr. S. van Citters, te Arnhem. In de plaats van den
heer De Marez Oyens werd benoemd de heer Mr. R. van
Veen, Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal. De
andere vacature is nog onvervuld, zoodat het Curatorium
nu is samengesteld uit de heeren
Mr. H. A. van de Velde, Voorzitter; Dr. E. J. W. Posthumus
Meyjes, Secretaris; Dr. G. A. Hulsebos; Mr. R. van Veen.
Met het einde van den cursus 1910/11 werd eervol ontslag
verleend aan den heer A. Sizoo als tijdelijk leeraar in de
oude talen. Met ingang van 1 September 1911 werd tot
corrector en leeraar in de oude talen benoemd de- heer Dr.
W.* F. Stutterheim, tot dusver leeraar aan het Christelijk
Gymnasium te Utrecht. Verder onderging het leeraren-
college geen verandering, zoodat het onderwijs aan het
einde van 1911 gegeven werd door de volgende heeren
en dame
Dr. E. H. Renkema, Rector, bevoegd tot het doeeeren van
Latijn, Grieksch en Geschiedenis;
I
r