I
55
23
I’
r
c
niet te spreken van „villaparken” en „arbeiderswijken'
(met open bebouwing), maar van „terreinen voor open
bebouwing” in het algemeen. Voorts is het zeker van
het uiterste belang voor al deze terreinen zoo spoedig
mogelijk krachtens art. 3a der Woningwet voorschriften
vast te stellen betreffende de plaatsing van de gebouwen
ten opzichte van den openbaren weg en van elkander,
aangezien men anders een ^gesloten bouwwijze aan de
nu reeds op het uitbreidingsplan voorkomende hoofd
wegen niet zal kunnen beletten.
Op die „terreinen voor open bebouwing” ware dan
door het geven van doelmatige voorschriften de lijn te
volgen, die door het geheele ontwerp, voor wat betreft
de gesloten bebouwing, heen loopt, en te zorgen voor
een afwisseling van groote, middelsoort en kleine bouw-
perceelen in den trant als zulks geschied is in de be
kende Hampstead-garden-suburb in het noorden van
Londen Aan dergelijke tuinstad-wyken nu zou onze
Commissie in het Westen en Zuiden der stad een grooter
om vang willen zien gegeven, dan thans op het ontwerp,
ook als men de „villaparken” en „arbeiderswijken”
samen vat, geschied is. Waarom zou bijv. niet bij de
nieuwe bebouwing bezuiden de Laak, bewesten het Ver
bind) ngs-kanaal van Laakhaven en Ververschingskanaal
en bewesten en benoorden het bouwplan Valkenbosch
voor een groot deel de open bouwwijze gevolgd kunnen
worden De bestaande aaneengesloten huizenreeksen
van den Haag zijn uitgebreid genoeg om een sterk
verlangen naar meer open bebouwing te wettigen, en
men zal niet noodzakelyk den tijd behoeven af te
wachten dat den Haag een millioenenstad is geworden
om over te gaan tot het stichten van tuinstadwijken
oj) groote schaal in den geest van het reeds genoemde
Hampstead.
Bij deze beschouwingen verliezen wy geenszins uit
het oog, dat een open bebouwing met arbeiderswoningen
vooralsnog alleen voor en door de beter gestelden onder
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
Zie „Gemeentebelangen” Januari 1911.