55 30 VERSLAG DEK GEZONDHEIDSCOMMISSIE 1 woordige Scheveningen nog genoeg open terreinen bevat om de bevolking behoorlijk te kunnen huisvesten. Men had dan op het oog de min of meer uitgestrekte erven, welke thans in gebruik zyn by verschillende soorten van bedrijven, als reederjjen, haringpakkerijen enz. Wanneer men, zoo werd geredeneerd, deze erven in het belang der volkshuisvesting onteigent en de daarop gevestigde bedryven doet verhuizen naar de terreinen aan de Vissehershaven, dan wint men voldoende ruimte voor nieuwbouw op flinke schaal. Daartegen valt aller eerst op te merken, dat een blik op de kadastrale kaart spoedig doet zien, dat het onbebouwde oppervlak in de kom van Scheveningen niet zoo groot is, als men schijnt te denken. Bij elkaar komen ons die open terreinen dan ook voor het doel onvoldoende van grootte voor, maar wat een nog grooter bezwaar is, men kan op de bedoelde erven in billykheid niet de hand leggen zonder tevens over te gaan tot onteigening van het geheele door het betrokken bedrijf ingenomen complex van gronden en gebouwen, wat de kosten van deze ont eigening en daarmede den kostprys van den bouwgrond zeer hoog zal maken. Maar men zou ook nog een andere richting kunnen inslaan. Men kan, na onbewoonbaarverklaring van de daarvoor in aanmerking komende perceelen, geheele complexen van bestaande woningen gaan onteigenen en op het dan vrij komend terrein nieuwe woningen stichten. Deze wjjze van handelen, hoezeer zij uit een oogpunt van verbetering van de volkshuisvesting'sterk zou moeten worden toegejuicht, is uit den aard der zaak eveneens kostbaar en kan te Scheveningen voor den bouw van nieuwe arbeiderswoningen ter j aanvulling van den veel te kleinen tegenwoordigen woningvoorraad niet in aanmerking komen. Want bij de dichte bebouwing van de Schev.eniugsche visscherswijken behoeft men er niet aan te denken, dat men tenzij door middel van een zeer hooge bebouwing, welke in Scheveningen zeker niet de gewenschte is) by deze soort van onteigening na den aanleg van behoorlijke straten in de plaats van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 1601