55 45 ten in de naaste toekomst was bestemd voor den aanleg van straten. Men was n.l. ten Stadhuize tot de conclusie gekomen, dat het hooren der Commissie op deze bouwverboden niet door de wet werd gevorderd. De Commissie was dus aanvankelijk uitgeschakeld. Toen evenwel door belanghebbenden tegen een bouwverbod op grond gelegen aan het Slykeinde en de Vleerstraat, alsmede tegen een dergelijk verbod op grond, gelegen aan den Loos- duinschen weg, bij Gedeputeerde Staten bezwaren waren ingé bracht, werd aan deze bouwverboden goedkeuringenthouden op grond dat de Gezondheidscommissie daarop niet was gehoord. Gedeputeerde Staten overwogen: dat door het Gemeentebestuur van ’s-Gravenhage, blijkens missive van 5/8 September jl. N°. 17663/80, Afd. O. W. I, het hooren der Gezondheidscommissie niet noodig werd geacht omdat het verbod uitgevaardigd werd in het belang van stelselmatige bebouwing en grond betreft, welke ingevolge een vroeger Raadsbesluit in de naaste toekomst is bestemd voor eene in het belang van het verkeer, wensehelijk geachte verbreeding van straten, zoodat het hier niet zou betreffen verordeningen in het belang der volksgezondheid, noch een der in art. 6 van de Gezondheidswet overigens genoemde onderwerpen, waaromtrent krachtens genoemd artikel door den Raad geen beslissingen worden genomen dan na ingewonnen advies der Gezondheidscommissie; dat deze opvatting niet in overeenstemming is met de Woningwet en de Gezondheidswet; dat immers art. 27, 3° lid der Woningwet uitdrukkelijk voorschrijft, dat op het Raadsbesluit bevattende een ver bod tot aan bouw of herbouw van toepassing is art. 7 dier Wet, dus ook het vierde lid van dit artikel, hetwelk aan Gedeputeerde Staten de verplichting oplegt het Raadsbesluit met het advies van den Inspecteur aan den Centralen Gezondheidsraad mede te deelen, opdat deze, zoo hij termen tot vernietiging dezer beslissing aanwezig acht, een met redenen omkleed advies aan den Minister van Binnenlandsehe Zaken uitbrenge; VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 1616