61 1 S' 2 I Commissie werd ingesteld met het doel de aan het Instituut mede te deelen uitkomsten van bijzondere proeven betreffende ijzer en staal te verzamelen en op deskundige wijze te rangschikken. Voor den cursus 1911-1912 werden wederom beurzen verstrekt uit het Vrouwe Janssens-Arriëns Fonds aan dezelfde 2 Jongelieden, die voor hun studie aan de Technische Hoogeschool te Delft het vorige jaar uit dat fonds een toelage ontvingen. De Conrad’s Premie, die wordt toegekend aan het gewoon of buitengewoon lid, dat gedurende een tijdsverloop van vyf jaar de beste verhandeling of ander geschrift in de werken van het Instituut zal hebben geleverd of de nuttigste uitvinding in het vak van den ingenieur zal hebben medegedeeld, werd over het tijdvak 1905-1910 toegekend aan het lid Jhr. R. R. L. de Muralt te Zierikzec. Op het Congres voor Openbare Gezondheidsregeling te Rotterdam 1G en 17 Juli 1911 werd het Instituut vertegen woordigd door het raadslid A. J. M. Stoffels; op het Inter nationaal Congres voor Toegepaste Electriciteit te Turyn 1017 September 1911 door het lid L .M. Barnet Lyonop de Conferentie over het Bouwkunstig Element bij de bescherming der schoonheid van Nederland te Amsterdam 28-29 December door het raadslid P. H. Kemper. Bij de herdenking van het 50-jarig bestaan van de Insti tution of Naval Architects te Londen op 4 Juni werd het Instituut vertegenwoordigd door het lid A. van Gelder. Als vertegenwoordiger van het Instituut in de Interna tionale Betonyzer-Commissie werd ter vervanging van het lid S. J. Rutgers, die naar Indië vertrok, benoemd het lid W. Hanegraaff. Het 25-jarig bestaan van het Weekblad De Ingenieur, sedert 1900 het orgaan van het Instituut, werd herdacht door de uitgave van een feestnummer, waarvoor een dertigtal leden belangrijke bijdragen leverden. De aandacht worde hier gevestigd op de daarin verschenen verhandeling van de hand van het lid I. A. Lindo, Directeur der Gemeente werken, getiteld: „Eenigemededeelingenover’s-Gravenhage in 1885 en in 1910”. Uit de daarbij gevoegde kaarten ’s-Graven hage in 1885 en ’s-Gravenhage in 1910, blykt o. a. de belangrijke ontwikkeling dezer gemeente. Behalve De Ingenieur verscheen een aflevering van het Tijdschrift van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, bevattende eenige beschouwingen over benedenrivieren, door het lid J. J. Canter Cremers. De in het vorige verslagjaar verschenen Veiligheids voorschriften voor electrische sterkstroominstallaties worden I NOTA KONINKLIJK INSTITUUT VAN INGENIEURS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 1667