210 a. HOOFDSTUK VII. Nationale Militie, Landweer, Inkwartiering, Vrijwillige dienst en Oefeningen in den wapenhandel. Nationale Militie. 2184 man: 678 16 Het aandeel der gemeente in de lichting 1911 bedroeg 694 man het aantal ingeschrevenen in de gemeente, waarnaar het aandeel is berekend dat der ingelijfden bij de landmilitie. dat der ingelijfden bij de zeemilitie waarvan voor volledige oefening 488 man en voor korte oefening 206 man. In 1911 werden in de registers van verlofgangers 2513 miliciens ingeschreven, waaronder 2049 komende van hun korps en 464 komende uit andere gemeenten, terwijl er 364 miliciens voor vertrek naar andere ge meenten werden afgeschreven. Voor de herhalingsoefeningen zijn 1704 miliciens onder de wapenen geroepen. Aan daggeld w’erd aan manschappen der Nationale Militie en Landweer, die ter inlijving of tot het houden van wapen-oefeningen waren opgeroepen, een bedrag van f 391.uitbetaald. Aan 46 lotelingen dezer gemeente van verschillende lichtingen werd ontheffing verleend, op grond van art. 113, 1ste zinsnede der Militiewet 1901. (Studenten in de Godgeleerdheid en Geestelijken). Ten behoeve van de kostwinners werden behandeld 337 verzoekschriften om toekenning eener geldelijke vergoeding, als bedoeld bij art. 113bis der Militiewet 1901. Door tusschenkomst van den Burgemeester werd aan vergoedingen ten behoeve van Militieplichtingen uitbe taald ongeveer f 5800. Wegens volbrachten Militiediensttijd werden op den Isten Augustus 1911 ontslagen: a. uit den dienst bij de Zeemilitie 17 verlofgangers, behoorende tot de lichting 1906; b. uit den dienst bij de militie te land 39 verlofgangers der lichting 1903, die ingevolge de bepalingen der Militiewet 1901 niet naar de landweer overgingen. Aan den Commissaris der Koningin in deze Provincie

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 207