25 It trouwens ten RQksarchieve aanwezige rekeningen der Baljuwen sedert 1359, overigens bieden slechts de archieven van het Hof van Holland iets, dat ons over de oude rechts pleging in het dorp den Haag inlicht. In zeer ruwe trekken voor een werkelijke „inleiding” is het nu nog de gelegenheid niet moet ik hier de ontwik keling van het rechtswezen van den Haag schetsen. Voor de oudste geschiedenis hebben wij met het ambacht te maken, waartoe den Haag behoorde met de dorpen Scheveningen, Eikenduinen en Half-Loosduinen. Dit Haag- ambacht was aan den Graaf verbleven, die er zijn Baljuw had, vaak dezelfde persoon als ’s Graven hof bewaarder, en rentmeester van Noord-Holland. De hooge jurisdictie werd er uitgeoefend met Welgeboren Mannen, de lage met Schepenen, die ook administratieve werkzaamheden hadden. Van die recht spraak met Welgeboren Mannen weten wij weinig. Slechts uit enkele in hooger beroep door het Hof van Holland gevelde uitspraken blijkt, dat ze ook in Haag-ambacht bestond. Later hooren wij er niets meer van en althans in den tijd waaruit de archieven bewaard zijn, is er van een hooge jurisdictie van den Baljuw en Welgeboren Mannen geen sprake meer. Die is dan aan de Schepenbank getrokken, bij welke de lage jurisdictie zich evenzeer verder onder den Schout (Baljuw) ontwikkeld heeft. De administratieve bevoegdheden van Schepenen, reeds in 1451 een weinig beperkt toen Hertog Philips een soort Vroedschap instelde, werden veel belang- rijker besnoeid toen in 1559 Burgemeesteren werden benoemd. Eerst twee, sedert 1591 drie in getal, vergaderden dezen onder presidium vau den Baljuw als dagelyksch bestuur, en met Schepenen alleen voor belangrijker beslissingen. Dit zoo samengesteld college, als Burgemeesteren en Regeer ders aangeduid, kon dan nog worden uitgebreid door bijeenroeping der Vroedschappen, vrijwel uitsluitend voor het opmaken der voordrachten voor de door Stadhouder of Staten te verrichten nominatiën. Naast deze administratieve bevoegdheden hadden Schepe nen dan hoofdzakelijk juridieke. Het College bestond uit zeven leden, onder wie steeds één Schepen voor Scheveningen moest zijn. Het werd bijgestaan door een Secretaris. Voor verschillende functiën van het Gerecht waren afzonderlijke commission ingesteld, en wel: Schepenen-commissarissen voor de Desolate Boedels; Schepenen-commissarissen voor de Hu- welijksche ZakenSchepenen-commissarissen voor het Tucht- en Werkhuis en Schepenen-commissarissen voor de Zaken der Gemeenelands middelen. De Secretaris was belast met het beheer der Consignatiekas. II DE OUDE RECHTERLIJKE ARCHIEVEN

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 830