i 25 Maart 1912. IT. E. van Gelder, Gemeente-Archivaris. lil! 'ftl geheven en pas 28 Februari 1811 kwam door de opheffing van het Hof aan de sedert 1795 trouwens krachtiger dan ooit door den Haag bestreden bevoegdheden die het met min of meer recht zich had toegeeigend een einde. Zoo was er dan ook in de inrichting van het Haagsche rechterlijke College sedert 1795 niet heel veel meer veranderd dan de naam. Nadat korten tijd een Provisioneel College van Crimineele en Civiele Justitie had rechtgesproken, werd dit in April 1795 vervangen door een definitief. De Baljuw kreeg den titel van Hoofdsehout. In 1802 echter, toen men gaarne tot de oude namen terugkeerde, herstelde men den naam Baljuw en noemde de rechtbank weder College van Schepenen. Dit bleef bestaan tot het door de invoering der Fransche wetgeving werd ontbonden. De nieuwe Rechtbank van eersten aanleg stond geheel buiten het administratief beheer. De archieven van Schepenen tot 1811 vormen dus het laatste gedeelte der oude rechterlijke archieven van den Haag. Dat, waar zoo in hoofdzaak alle seriën dóórloopen, geen afzonderlijke afdeelingen geschapen zjjn voor de colleges na 1795 ligt voor de hand: het zou het overzicht noodeloos bemoeilijken. Overigens wijst zich de weg door dezen inventaris hoop ik wel zelf. IV DE OUDE RECHTERLIJKE ARCHIEVEN ENZ. i) Zie daarover het art. van Mr. Dr. A. H. H. Struycken: Hooge Raad en Hof in „Bijdragen en Mededeelingen van die Haghe 1905.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 832