27
5
niet mag gevonden worden in het schrappen van de bekende
woorden in art. 11 van de vermelde Verordening: „tot welke
kas ook niet leden als deelnemers kunnen toetreden”. Met
den Raad dezer Gemeente, die twee keer en telkens na
ernstige bespreking zich geenszins dubbelzinnig uitsprak,
staat het bestuur nog altijd op dit stanpunt, dat, indien
uit de Gemeentekas gelden verstrekt worden ten bate van
werkloozen, van dezen steun leden en niet-leden van ver
eenigingen gelijdelijk profijt behooren te hebben. Het is
bovendien gebleken, dat door dit stelsel vele zoogenaamde
ongeorganiseerden met hunne gezinnen van broodsgebrek
zijn gespaard gebleven, zonder dat daardoor in eenig opzicht
aan het vereenigingsleven schade is toegebracht.
„Naar de overtuiging van het Bestuur kan, met behoud
van het bestaande stelsel, zeer wel aan het bovenvermeld
bezwaar tegen de voorwaarde van verplichte toetreding van
alle leden tot de aangeslotene werkloozenkas worden tegemoet
gekomen, wel door twee maatregelen:
lo. verhooging van de bijdragen der niet-leden en
2o. grootere vrijheid der besturen van aangeslotene ver
eenigingen in het beoordeelen, welke zich aanmeldende
niet-leden geschikt zijn tot de werkloozenkas te worden
toegelaten.
„ad. 1. Verhooging van de bijdragen der niet-leden. Art. 11,
lid 2 van de verordening No. 10 van 1908 bepaalt, dat
voor niet-leden de bijdragen aan de kas 10 °f, behoudens
goedkeuring van het Bestuur, 15 °0 hooger mogen gesteld
worden dan voor de leden. De bedoeling hiervan was, dat
de niet-leden door deze verhooging van 10 15 °/o °°k
zouden bijdragen in de administratiekosten van de werk
loozenkas, die anders alleen op de vereeniging zouden
drukken. Indien nu besloten mocht worden tot de verplichte
toetreding van de leden der aangeslotene vereenigingen
zouden de niet-leden een voorrecht boven de leden hebben,
n.l. in de keuze om al of niet toe te treden, in welk voor
recht de leden niet zouden deelen. Deze zelfkeuze der niet-
leden-deelnemers zal in een hoogere premie vergoeding
moeten geven, hetgeen tegenover hen, die deze vrijheid van
kiezen missen, ook billijk geacht moet worden. Vermits het
nu als vast staande kan worden beschouwd, dat de niet-
leden deelnemers voor de meerderheid nu en dan bij de
werkloozenkassen om uitkeering zullen aankloppen, iets wat
van de meerderheid der leden van de vereenigingen niet
kan worden vermoed, dat alzoo naar verhouding de niet-
leden meer uitkeeringen zullen ontvangen dan de leden, is
het geenszins onredelijk, dat de niet-leden hoogere bijdragen
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.