27 j’ I 6 VERSLAG GEMEEXTELIJK WERKLOOZENFONDS. f hebben te storten. Aan de vereenigingen de bevoegdheid te geven over te gaan tot een verdubbeling der contributie, verschuldigd door de leden der vereeniging, is zeker vol doende om de kosten van administratie en meerdere risico dezer groep te dekken. „ad. 2. G-rootere vrijheid in het weren van niet-leden. Art. 14 van het Huishoudelijk Reglement op het Gemeentelijk Werk loozenfonds verleend aan de besturen van vereenigingen het recht, onder goedkeuring van het Bestuur van het Gemeen telijk Werkloozenfonds, in bijzondere gevallen aan een niet- lid de toetreding tot haar werkloozenkas te ontzeggen. Het is opmerkelijk, dat tot heden geen enkel verzoek tot niet- toelating bij het bestuur is ingekomen, waaraan dit ligt, is niet gemakkelijk aan te geven, aangezien de controle op het niet-toelaten uit den aard der zaak niet van groote beteekenis kau zijn. Het is ook mogelijk, dat vele besturen van aangesloten werkloozenkassen opzien tegen de moeite, verbonden aan den eisch van vermeld art. 14, dat n.l: van iedere beslissing omtrent niet-toelating onmiddellijk kennis moet worden gegeven aan het Bestuur. Hoe het zij, dit kan nu wel worden gezegd, dat genoemd artikel tot heden niets heeft uitgewerkt, en dat reeds daarom, ook in het belang van de niet-leden zelven, wijziging overweging verdient. Deze wijziging zou kunnen bestaan in het toekennen van het ballotage-recht aan de besturen der vereenigingen, mits vanzelf met het nadrukkelijk recht van beroep op het Bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds voor ieder, die mocht zijn afgewezen. Op den voorgrond behoort hier te worden gesteld, dat aan de besturen van vereenigingen in geen geval toegestaan kan worden een niet-lid te weren, om de eenvoudige reden, dat deze geen lid der vereeniging is. Dit toch zou in strijd zijn met het beginsel, hetwelk aan ons stelsel van steun aan werkloozenverzekering ten grond slag ligt. Niet-leden zouden alleen en uitsluitend door het bestuur van een vereeniging geweerd kunnen worden op grond, dat zij voortdurend, jnet onderbreking van korte perioden, werkloos zijn en alzoo slechte risico’s voor de werkloozenkassen dreigen te worden. Teneinde te voorkomen, dat van dit ballottagerecht misbruik zou worden gemaakt, dat niet-leden op die wijze zouden kunnen geweerd worden om anderen redenen dan aan de werkloosheid zelve ontleend, behoort aan ieder afgewezenen niet-lid de bevoegdheid ge geven te worden zich onmiddellijk tot het Bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds te wenden met verzoek die afwijzing te contröleeren. Bij beslissing, dat de afwijzing ongegrond is. heeft van zelf het bestuur der vereeniging

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1911 | | pagina 885