27
7
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
het niet-lid als lid van de werkloozenkas aan te nemen.
Een regeling als hier bedoeld zou door, wijziging van art.
14 van het Huishoudelijk Reglement verkregen kunnen
wordeneert wijziging, die zeer zeker ook,, met behoud van
het bestaande stelsel, tegemoet komt aan bezwaren van
enkele vereenigingen tegen het aansluiten bij het Fonds.
„Op grond van bovenstaande overwegingen heeft het
Bestuur de eer Uw College te verzoeken bij den Raad een
voorstel tot wijziging van art. 11 al. 2 der Verordening op
het Gemeentelijk Werkloozenfonds (no. 10 van 1908) aan
hangig te willen maken in den volgenden zin:
„Art. 11, al. 2;
„Voor de in het eerste lid bedoelde deelnemers mogen
de bijdragen aan de werkloozenkas ten hoogsten 100 hooger
gesteld worden dan voor de leden.”
„Bij aanneming van dit voorstel zal het Bestuur met een
voorstel tot den Raad komen tot goedkeuring van boven
vermelde wyziging van het Huishoudelijk Reglement.
„Gelijk hierboven is gezegd, zal de wijziging eerst tegen
het komende winter-seizoen van invloed kunnen zijn, aan
gezien art. 12 van de Verordening no 10 van 1908 voor
schrijft dat slechts bijslag gegeven wordt aan personen,
die by het intreden der werkeloosheid gedurenden de 6 onmid-
dellyk voorafgaande maanden regelmatig hun bijdragen in
de vereenigingskas hebben gestort. Deze omstandigheid
geeft het Bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds
aanleiding om by Uw College aan te dringen op spoedige
indiening van het voorstel tot wyziging bij den Raad, opdat
deze wyziging zoo mogelyk met 1 April e.k. in werking
kan treden,
’s-Gravenhage, 15 Februari 1911.
„Ingevolge ons schrijven d.d. 26 Januari 1911 aan heeren
Burgemeester en Wethouders hebben wij de eer de volgende
wijzigingen van het Huishoudelijk Reglement aan Uwe ver
gadering ter goedkeuring voor te leggen. Het kwam ons
Het Bestuur
van het gemeentelijk Werkloozenfonds,
k. DE WILDE. Voorzitter,
J. G. KRUIS, Secretaris.
In verband hiermede zond het Bestuur van het Gemeentelijk
Werkloozenfonds aan den Raad een schrijven, houdende
verzoek om goedkeuring van de wijzigingen in het Huis
houdelijk Reglement, welke door genoemd Bestuur wenschelijk
werden geacht. Dit schrijven opgenomen in bylage no. 191
van 1911 luidt