49
ti
55
VERSLAG OMTRENT HET MIDDELBAAR ONDERWIJS.
en Jhr. L. A. 1’. Six, die zich allen weder verkiesbaar
stelden en werden herbenoemd.
Door de Commissie werden herkozen tot haren voorzitter
de heer Mr. J. H. Andries en tot secretaris de heer Mr. Dr.
R. Tj. Mees.
Voor de Visscherijschool te Scheveningen werd eene afzon
derlijke Commissie van toezicht ingesteld, waarin o.m. van
onze Commissie de heeren A. A. Bekaar en J. C. Gijsberti
Hodenpijl van Hodenpijl tot leden werden benoemd.
Reeds in het begin van het verslagjaar werd bij Burge
meester en Wethouders aangedrongen de herziening te be
vorderen van de Verordening, waarbij de jaarwedden der
leeraren en leeraressen aan de hoogere burgerscholen zijn
geregeld. Niettegenstaande ’s-Gravenhage, als plaats van
inwoning, ook voor leeraren van het Middelbaar Onderwijs
groote aantrekkelijkheid bezit, werd nochtans in den laatsten
tyd dikwijls moeite ondervonden voor eene opengevallen
leeraars-betrekking geschikte candidaten te vinden. Voor
dit verschijnsel bestaat geen andere verklaring dan de
onvoldoende bezoldiging.
Waar het geval zich heeft voorgedaan, dat een leeraar
geweigerd had aan de opdracht van den directeur te voldoen
om toezicht te houden bij het schriftelijk gedeelte van het
eindexamen der hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus,
werd aan Burgemeester en Wethouders voorgesteld artikel 13
van het door hen vastgesteld Huishoudelijk Reglement voor
de hoogere burgerscholen aldus te wijzigen: „De leeraren
zijn jegens den directeur verantwoordelijk voor de handha
ving der schoollucht. Zij gedragen zich in alle zaken, die
de schoollucht, de schoolhuishouding of de examens
daaronder begrepen toelatings-examen en eind-examen
betreffen, naar de opdracht en beslissing van den directeur,
behoudens beroep op Burgemeester en Wethouders”.
Jaarlijks komt het voor, dat ouders of verzorgers hunne
kinderen voor plaatsing opgeven in of het toelatings-examen
doen afleggen tot één der klassen van de gemeentelijke
hoogere burgerscholen, maar van die toelating geen gebruik
maken, immers hunne kinderen bij den aanvang van den
nieuwen cursus, dikwijls zonder kennisgeving, niet op school
doen komen. Zelfs doen leerlingen van particuliere scholen,
zonder het voornemen te hebben die scholen te verlaten,
doch enkel tot toetsing van hunne vorderingen, toelatings
examen tot de tweede en hoogere klassen der gemeentelijke
hoogere burgerscholen. Op de komst van al deze leerlingen
moet gerekend en dienovereenkomstig het aantal parallel-
klassen bepaald worden, waaruit weder de noodzakelijkheid
van aanstellen van nieuwe leeraren kan voortvloeien, terwijl