s
53
Art. 16.
1. Aan de hoofden der scholen wordt voor toelagen ten
behoeve der kweekelingen een zoodanige som ter hand ge
steld, als tengevolge van een elk kwartaal voor elke school
door Burgemeester en Wethouders in te stellen onderzoek
noodig blijkt.
2. Bij deze beslissing wordt gelet op het aantal en de
verdiensten der kweekelingen.
3. De toelage voor lederen kweekeling, die in het bezit
is der akte, bedoeld in artikel 77a der Wet op het Lager
Onderwijs, wordt berekend naar f 300 per jaar; die der
overige kweekelingen naar ten minste f 50 en ten hoogste
f 120 per jaar.
4. Jaarlijks vóór den Isten Februari doen de hoofden van
scholen aan Burgemeester en Wethouders rekening en ver
antwoording van de door hen in het vorig jaar ontvangen
gelden voor toelagen aan kweekelingen, met overlegging
van de door de kweekelingen afgegeven kwitantiën.
§6. Overgangsbepalingen.
Art. 17.
1. Deze Verordening wordt gerekend in werking te zijn
getreden
a. op 1 Januari 1908 ten aanzien van de gewone onder
wijzers, met uitzondering van:
1. de in artikel 9 sub I en II vervatte bepaling, dat de
toelage voor de hoofdakte f 200 zal bedragen, welke be
paling in werking zal treden op 1 Januari 1910, tot welken
datum die toelage bepaald blijft op het thans genoten bedrag;
2. de in artikel 9 sub III vervatte bepaling, dat het maxi
mum voor gewone onderwijzers zonder hoofdakte f1500 en
voor gewone onderwijzers met hoofdakte f1700 zal bedragen,
welke bepaling in werking zal treden op 1 Januari 1910,
tot welken datum de maxima voor bedoelde onderwijzers
onderscheidenlijk zullen bedragen f 1300 en f 1500;
3. de in artikel 9 sub VI vervatte bepaling, dat voor de
berekening der jaarwedde alle vaste dienstjaren ten volle
in rekening worden gebracht, welke bepaling in werking
131
VERSLAG LAGER ONDERWIJS.