59
I-
I
24
VERSLAG BEWAARSCHOOL-AKTE-EXAMENS.
j-
het voor, dat enkele candidaten uitstekend bekend waren
met de geschiedenis van het bewaarschoolwezen in ons
land en wisten, welke gebreken het bewaarschoolonderwijs
nog heeft.
Deze candidaten liet de examinator wel eens een oogen-
blik gaan, om naar aanleiding van hetgeen zy beweerden,
op het huidige onderwys te komen of naar het goede in
ons bewaarschoolwezen te vragen.
Gevraagd werd o.a.Wat is het karakter van het bewaar-
schoolonderwys? Moet het uitsluitend een voorbereidend
karakter dragen Moet het niet een eigen zelfstandig karakter
hebben? Levert het gevaar op, al te zeer te letten op dat
gene, wat de lagere school zal gaan onderwjjzen? Zou de
lagere school niet veel van de bewaarschool kunnen over
nemen Heeft de bewaarschool een eigen paedagogiek, of is
die dezelfde als voor de lagere school?
Een enkele keer gaf de examinator een stoute stelling,
die flinke candidaten te bestrijden of te bewyzen kregen:
b.v. Wacht u voor al wat uit de lagere school de bewaar
school wil binnendringen.
Verder werden vragen gesteld als deze: Hoe komt gy aan
uwe paedagogische kennis? Kunt gij ook wat leeren van
de moeders uwer leerlingen? Kan de herinnering aan uw
eigen jeugd u ook van nut zijn bij uw taak in de school?
Waarom zou het bewaarschoolonderwys opgedragen zyn aan
vrouwen en niet aan mannen, terwijl de stichter van dat
onderwys toch een man was?
Welke deugden en gebreken hebt gy alzoo by uwe leer
lingen opgemerkt? Zijn er ook deugden, die men by een
bewaarschoolkind niet mag verwachten? Kunt gy bij jonge
kinderen soms al zien, welke ondeugden zich wellicht later
zullen vertoonen In hoever loopen wij gevaar onzen invloed
op de kinderen te overschatten? Waarvan hangt vooral
die invloed af?
Bij het onderzoek naar de kennis der methodiek werd
vooral gevraagd naar de groote waarde van het spel. Enkele
candidaten waren zeer goed bekend met de verschillende
theorieën omtrent de beteekenis van het spel voor het jonge
kind. Ook werd den candidaten gevraagd het verschynsel
te verklaren, dat kinderen zoo graag hooren vertellen.
Nagegaan werd met de candidaten de overeenkomst van
het werken met ringen, legstokjes, knippen van poppetjes
enz. met het teekenen en hoe het een het ander kon steunen.
Zoo ook werd nagegaan, in hoever op de bewaarschool taal
onderwijs wordt gegeven.
Evenals by het examen voor de akte A. bleek ook hier,
dat vele candidaten een verkeerd denkbeeld hadden, omtrent