I I 36 25 Hier zou dus naar ons oordeel moeten worden be paald, dat op de terreinen, aangewezen voor open bebouwing, geen andere gebouwen dan woonhuizen mogen worden gesteld, waarbij aan uw College de be voegdheid zou moeten worden gegeven om vrijstelling dezer bepaling te verleenen voor het stichten van bijv, kerken, scholen, kantoorgebouwen, enz. Fabrieken echter zullen van de terreinen voor open bebouwing moeten worden geweerd. Voorts kan men voor bepaalde terreinen uitsluitend eischen het bouwen van vrijstaande woonhuizen, terwijl in andere gevallen vrijstaande blokken van hoogstens 2 of 3, in weer andere gevallen dergelijke blokken van hoogstens 4 of 5 woonhuizen kunnen worden toegelaten. Voor de vrijstaande ééngezinshuizen behoeft naar ons oordeel by verordening geen maximum-gevelbreedte te worden vastgelegd; voor de vrijstaande blokken van meerdere aanééngesloten woonhuizen zou men echter, wanneer men het niet liever zou willen zoeken in beper king van het aantal der huizen, een maximum-gevel breedte van 25 M. moeten aanhouden, mits daarbij de eisch gesteld wordt, dat het aanééngesloten vrijstaande huizenblok architectonisch één geheel vorme. Voor kerken, scholen, kantoorgebouwen enz., heeft uw College de zaak bij het verleenen der vrijstelling geheel in de hand, zoodat daarvoor geen maximum- gevelbreedte behoeft te worden bepaald. VI. uw c de in acht en van de Volgens art. 3 3 der ontwerp-verordening kan College vrijstelling verleenen van de bepaling omtrent te nemen afstanden uit den openbaren weg erfscheidingen ten behoeve van Uitbouwsels tot ten hoogste 2 M. aan de zijgevels. Deze bepaling komt ons ongewenscht voor: wie uitbouwsels wil aanbrengen, moet zich naar ons oordeel houden aan het voorschrift, dat geen deel van een gebouw mag geplaatst worden op minderen afstand dan 5 M. van de erfscheiding. in geen geval zouden uitbouwsels met over schrijding van de gestelde grens mogen worden VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1912 | | pagina 995