I
36
19
1.
7.
klaring werd 'gedaan, betroffen de volgende (in het geheel
21) woningen:
In het zesde geval hadden Burgemeester en Wethouders
eene aanschrijving tot verbetering voorgesteld, waarop even
wel dezerzijds bedoelde benedenwoning voor onbewoonbaar
verklaring werd voorgedragen.
Dit zesde en de overige vier voorstellen waren aan het
eind van het verslagjaar nog by Burgemeester en Wet
houders aanhangig.
2.
3.
4.
5.
6.
Het eerstgemelde voorstel werd, daar inmiddels zeer be
langrijke verbeteringen in bedoelde woningen waren aan
gebracht, niet gehandhaafd, terwijl in het tweede geval de
Raad geen voldoende termen voor onbewoonbaarverklaring
aanwezig achtte, by welke uitspraak de Commissie zich
nederlegde.
de benedenwoningen van de perseelen Hemsterhuisstraat
nos. 37/39 en 45/47 (2 woningen).
Regentesselaan no. 374 (1 woning).
Ammunitiehaven nos. 23—35 (8 woningen).
Nieuwe Molstraat no. 28 (2 woningen).
Nieuwe Molstraat no. 26 (3 woningen).
de benedenwoningen van perceel Katerstraat no. 7
(1 woning).
Weststraat nos. 252, 254, 256 en 258 (4 woningen).
Omtrent de in het vorig verslagjaar dezerzijds ter onbe
woonbaarverklaring voorgedragen woningen valt nog te
vermelden, dat de Raad de volgende perceelen onbewoon
baar verklaarde:
1. Korte Molenstraat no. 36 (1 woning).
2. Doubletstraat no. 39 (1 woning).
De eigenaar van het laatstgenoemd perceel ging vruchteloos
by Gedeputeerde Staten in beroep.
Voorts weigerde de Raad de onbewoonbaarverklaring van
de woningen:
1. Frederikstraat nos. 129, 133, 135 en 137 (4 woningen).
2. Breedstraat nos. 128, 128a en 130 (3 woningen).
Tegen de eerstgemelde beslissing kwam de Commissie
vruchteloos by Gedeputeerde Staten in beroep, terwijl zij
zich in het tweede geval by de uitspraak van den Raad
nederlegde.
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.