I 36 •28 HOOFDSTUK X. Levens- en Genotmiddelen. Door een der leden werd ter sprake gebracht het reeds door de Rotterdamsche Gezondheidscommissie geconstateerde feit, dat het in de internationale treinen verstrekte drinkwater vaak van zeer slechte hoedanigheid is. Door de Commissie werd overwogen, of zy ook harerzijds een onderzoek naar de hoedanigheid van dat water zou in stellen. Zij meende echter zich daarvan te moeten onthouden, aangezien hier geen sprake is van een zuiver plaatselijk gezondheidsbelang en het bedoelde onderzoek voor een plaatselijke Commissie ook niet goed uitvoerbaar scheen. Veeleer kwam het haar voor, dat zulk een onderzoek zou liggen op den weg van de andere organen van het Staats toezicht op de Volksgezondheid, welker ambtsgebied zich niet tot ééne plaats bepaalt en die bij het onderzoek meer rechtstreeks een beroep zouden kunnen doen op de hulp van het Centraal Laboratorium te Utrecht. Daarom besloot zy, met het oog op het belang der zaak, de bijzondere aan dacht van den Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid voor deze aangelegenheid te vragen. Door Burgemeester en Wethouders werd onze meening gevraagd over een ontwerp-verordening tot wyziging der „Verordening krachtens art. 4 sub 3° der Hinderwet, be treffende het oprichten, hebben of gebruiken van slachterijen en andere inrichtingen”. Het advies, ter zake uitgebracht, luidde als volgt: De voorgestelde wyziging strekt tot schrapping van het verbod om elders dan op het terrein van het Openbaar Slachthuis drogerijen van dierlijke stoffen en inrichtingen, bestemd tot bewaring en verwerking van dierlijken afval, te hebben, met uitzondering van darmslymeryen. Het verbod zou dan blyven gelden voor het oprichten, hebben of ge bruiken, buiten het terrein van het Openbaar Slachthuis, van: slachterijen of vilderyen van vee, penserijen, huiden- zouteryen, darmslymeryen en inrichtingen, bestemd tot be waring of verwerking van bloed, met uitzondering van bloed worstmakerijen. By onderzoek is ons gebleken, dat er thans wel varkens haar en blazen op het slachthuisterrein worden gedroogd, doch dat daardoor geen hinderlijke stank wordt veroorzaakt en ook uit anderen hoofde de noodzakelyheid niet is ge bleken, deze verrichtingen niet langer op het slachthuis terrein toe te laten. Er is ruimte genoeg voor aanwezig. 5 7--^^... VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1913 | | pagina 1114