n
I
53
14
de openbare lagere
goed was; op andere bestond de moeilijkheid, dat men op
geen enkelen avond allen bijeen kon krijgen. Op de burger
scholen vooral schijnt men het weinig noodig te oordeelen
de belangen der school in vergaderingen te bespreken.
Bespreking zoo nu en dan met de leden van het personeel
acht men daar blijkbaar voldoende. Individueel komt het
personeel hierdoor echter met leerplan en methode der leer
vakken voor de geheele school niet in contact: ieder blijft
slechts tot zjjne eigen klasse bepaald. Van samenwerking
tot een harmonisch geheel kan op deze wijze geen sprake
zijn: men blijft in zyn werk vreemd tegenover elkander
staan en mist ook de gelegenheid iets van elkaar te leeren,
dat ten bate van het geheele onderwijs zou kunnen komen.
De Commissie schrijft voor een groot deel het gebrek aan
lust tot bet deelnemen aan schoolvergaderingen toe aan de
omstandigheid, dat van eene niet gereglementeerde school
vergadering, waarbij dus de rechten en plichten der leden
niet omschreven zijn, weinig nut wordt verwacht.
Eene regeling aangaande verplichte schoolvergaderingen,
zooals deze in de gemeente Amsterdam sedert 1904 bestaat
en waaronder ook het verplicht bijwonen begrepen is, zou
onze Commissie ook hier wenschelyk achten.
Waarom zouden in Amsterdam zulke vergaderingen wel
met succes kunnen gehouden worden en in de gemeente
’s-Gravenhage niet?
Wij oordeelen het daarom dienstig de Amsterdamsche
regeling nogmaals onder de aandacht van Uwen Raad en
het College van B. en W. te brengen:
REGLEMENT voor de Schoolvergaderingen aan
de Openbare Lagere Scholen te Amsterdam.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam doen te
weten, dat in hunne vergadering van den 27sten Mei 1904
is vastgesteld het volgende
REGLEMENT voor de Schoolvergaderingen aan
de Openbare Lagere Scholen te Amsterdam.
Artikel 1.
De schoolvergaderingen, die aan
VERSLAG LAGER ONDERWIJS.
I
I
I