138 Voor de onteigening van perceelen ten behoeve van den verkeersweg tusschen Prins Willemstraat en Bad huiskade (zie jaarverslag over 1912, blz. 131 sub c), ■werd den 4en April een verzoekschrift aan H. M. de Koningin gezonden. De voor deze onteigening noodige stukken bedoeld bij Art. 6 der Onteigeningswet, werden ter voldoening Voor de onteigening van perceelen, noodig voor het maken van een verkeersweg tusschen Prinsegracht en Elandstraat (zie jaarverslag over 1912, blz. 131 sub b), werden de stukken bedoeld bij Art. 6 der Onteigenings wet, ter voldoening aan Art. 7 dier wet, ter visie gelegd van 23 Juni 1913 tot en met 29 Juli d. a. v. De stukken, bedoeld bij Art. 6 der Onteigeningswet en behoorende bij de onteigening ten behoeve van het maken van een spoorwegverbinding met het openbaar slachthuis, werden, ter voldoening aan Art. 7 der Ont eigeningswet, ter visie gelegd van 25 September tot 31 October. Ten aanzien van de onteigening ten behoeve van de verbreeding van een gedeelte van den Loosduinsche- weg (zie jaarverslag over 1912, bl. 133), werd de bij Koninklijk Besluit van 19 December 1912 No. 4, vast gestelde datum van 31 December 1913, als fatale termijn voor de uitvoering der onteigening, bij Koninklijk Be sluit van 2 December 1913 (Stbl. No. 65), met 6 maanden verlengd en dus bepaald op 30 Juni 1914. Bij de wet van 17 Maart 1913 (6W. No. 86) werd het algemeen nut verklaard van de onteigening ten behoeve van de stichting van een lagere school met speelterrein aan de Hooge Prins Willemstraat te Scheve- ningen (zie jaarverslag over 1912, blz. 134). Daarop werden de stukken bedoeld in Art. 12 der Onteigenings wet, ter voldoening aan de 2e alinea van dat artikel, ter inzage gelegd van 9 tot en met 24 Mei d.a.v. Bij Koninklijk Besluit van 14 Juni 1913, No. 61, zijn aan gewezen de perceelen, welke ter uitvoering van even genoemde wet van 17 Maart 1913, in het publiek belang en ten name van de Gemeente onteigend kunnen worden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1913 | | pagina 138