53
156
’s-Gravenhage, 16 December 1913.
In onze openbare vergadering van 2 December, j.L, bracht
een onzer leden het brandgevaar in de bijzondere school
voor meisjes van den H. Aloysius, gelegen aan de Brouwers
gracht, No. 28, alhier en tellende ruim 800 leerlingen,
ter sprake.
Tengevolge van smalle gangen, smalle houten trappen,
op sommige plaatsen houten beschotten tusschen de lokalen
en de gangen en vooral van het groot getal kinderen, die
onder één dak zijn vereenigd (terw’ijl geen enkel blusch-
middel in de school aanwezig is), acht genoemd commissie
lid, en met hem zijn collega in dezelfde afdeeling, het brand
gevaar op die school geenszins uitgesloten en zich derhalve
niet verantwoord, wanneer onze Commissie hiervan niet
tijdig in kennis werd gesteld.
De sub-Commissie der 10de Afdeeling, waaronder bedoelde
school ressorteert, heeft zich bereids gewend, in de eerste
plaats tot de gemeentelijke Brandweer, die zich evenwel
niet bevoegd achtte, om, zonder last van hooger had, aldaar
onderzoek in te stellen en daarna tot den Directeur
het gemeentelijk Bouw’- en Woningtoezicht, die, van
het een en ander onderricht, in overweging gaf, dat onze
Commissie op een onderzoek van wege het College van
Burgemeester en Wethouders zoude aandringen.
Gaarne voldoet de Commissie hiermede aan den wensch
der sub-Commissie voornoemd, door het bovenstaande onder
de aandacht van Uw College te brengen. Tevens grijpt zij
hierbij deze gelegenheid aan, om Uw’ Collége beleefd te ver
zoeken, hetgeen op pag. 35 en 36 en verder op blz. 114
van haar Jaarverslag over 1912 aangaande het brandge
vaar, respectievelijk op openbare en bijzondere scholen
scholen, is opgemerkt, eveneens in ernstige overweging te
willen nemen.
Een afschrift van de bij ons ingekomen Memorie der sub-
VERSLAG LAGER ONDERWIJS.
1
een
van
Nn. 924.
OnderwerpBrandgevaar in
de Bijzondere school aan
de Brouwersgracht N°. 28,
alhier.