59 21 ZINGEN. vorming der spraakklanken ontstaan helderder begrippen. Over het algemeen wisten zij voorkomende spraakgebreken te onderkennen en by funetioneele gebreken ook aan te geven, op welke wijze zij getracht hadden, ze te verbeteren of hoe zij ze, by voorkomende gelegenheid, zouden verbeteren. Als voorbeeld volgt hier, hoe soms de gang van een onder zoek was: Welke is de beste wijze van ademen en waarom Hoe leert u de kinderen juist, zuiver inademen en hoe bewust uitademen? Volg de uitademingslucht op haar weg. Hoe is het strottenhoofd gebouwd? Waarom worden de bekerkraakbeenderen ook wel stelkraakbeenderen genoemd? Wat is het doel van het spannen en van het stellen der stembanden? Wat verstaat u door de geluidsvormers? Hoe worden klinkers, hoe medeklinkers gevormd? Welke fouten komen bij de kinderen veel voor? Op welke wijze verbetert u een verkeerd gevormde r, l,.j, enz.? Welke spraakgebreken kwamen wel eens in uw klasse voor? Welke maatregelen naamt ge ter verbetering van stamelen, lispelen enz.? Wat verstaat u door open neusspreken, gesloten neusspreken, stotteren? Bij welke gebreken kan de onderwijzeres voor- loopig geen hulp verleenen en wat moet zy dan doen? De candidaten moesten een liedje naar keuze zingen, ten einde de Sub-Commissie in de gelegenheid te stellen, de wyze van ademen, de uitspraak, de voordracht enz. te beoor- deelen. Daarna zongen ze na een voorbereiding van tien minuten een eenvoudige melodie met twee voorteekens, waarbij haar vaardigheid in het zingen van het blad kon worden beoordeeld. Vervolgens werden vragen gesteld betreffende toonaard en toonsoort, eenvoudige modulaties, de samenstelling van majeur- en mineurtoonladders, en eenvoudige intervallen. Ten slotte moest de candidaat enkele vragen beantwoorden uit de praktyk van het zangonderwijs, bijv.: Welke fouten merkt u op by het zingen der kinderen; wat zijn daarvan de oorzaken; hoe tracht gij ze te verbeteren? Waarop let ge by de keuze van een liedje? Welke moeilijkheden onder vindt gij by uw zangonderwijs, e.d. Over ’t algemeen wisten de candidaten de laatste vragen beter te beantwoorden dan die, welke liepen over de theorie van den zang. Er waren sommigen, die geen andere toon ladders kenden dan die van c-majeur en a-mineur, en die wel wisten, welk middeltje ze moesten aanwenden om bij het zingen met veranderlijke toonshoogte de namen der VERSLAG HEWAARSCHOOL-AKTE-EXAMENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1913 | | pagina 1723