200
van de SCH. 95 tegen dien van de P D 96 en
MA 158 B 2753.
Voorts werden tegen 33 schippers proces-verbaal op
gemaakt wegens overtreding der schepenwet, alsmede
tegen één schipper wegens overtreding van art. 390, 2e
van het wetboek van strafrecht (het zich opzettelijk
en wederrechtelijk onttrekken aan het voeren van het
vaartuig, na den aanvang der monstering en voor het
einde zijner verbintenis.)
Wegens desertie werd tegen 19 schepelingen van
alhier thuisbehoorende vaartuigen en tegen 15 schepe
lingen van elders thuisbehoorende vaartuigen proces
verbaal opgemaakt.
Gedurende de geheele visscherij bedroeg het aantal
deserteurs 43, waarvan 27 schepelingen van alhier en
16 van elders thuisbehoorende vaartuigen.
Zestienmaal werd de toepassing gevraagd van art.
402 van het Wetboek van Koophandel om onwillige
schepelingen tot hun verhuurden dienst te verplichten.
De Scheveningsche vloot bestond op 31 December,
voor zooveel zeevisschersvaartuigen betreft, uit:
2 stoomloggers, 1 motorlogger, 218 loggers, 7 logger-
bommen en 67 bommen;
en voor zooveel kustrisschersraartuigen betreft uit:
2 zeil- en motorkorbooten, 18 garnalenbooten en 58
schokkers, botters, blazers enz.
Van de vorenstaande zeevisschersvaartuigen namen
deel aan de schrobnetvisscherij
2 stoomloggers en 88 loggers;
en aan de haringvisscherij
2 stoomloggers, 1 motorlogger 211 loggers, 6 logger-
bommen en 53 bommen.
Voor de uitoefening der kustvisscherij werden uitge
reikt 262 consenten, opbrengende een bedrag f 131.
dat in ’s Rijks kas werd gestort.
Hoewel meer vaartuigen dan in het vorige jaar aan
de schrobnetvisscherij deelnamen, was het aantal on
toereikend om alle visschers werk te verschaffenvelen
zochten dientengevolge op .de koopvaardij of elders
plaatsing, hetgeen als gevolg had, dat de aanmonstering
voor de haringvisscherij niet zoo vlot verliep als gewoon
lijk. Daaraan moet ook mede worden toegeschreven de
toename der desertie in dit jaar.