I
I
12
HOOFDSTUK VIII.
6.644 lichten
55
h
I
3
4
348
7.047 lichten.
6.996 lichten.
I
Publieke verlichting.
Blykens het verslag over 1912 werden op 1 Januari 1913
ontstoken
Van de lantaarns, behoorende tot de zomer-
verlichting te Scheveningen, werden ontstoken
by de opening van het badseizoen
In den loop van 1913 werd de verlichting
nitgebreid met
Zoodat aanwezig zyn
waarvan in den winter niet worden ontstoken
Op 31 December was dus het aantal
elk met 2 pitten met gaatjesglazen.
n
Onder dit cijfer zijn begrepen 6987 gasgloeilichten met
7758 pitten, naar de soort onderscheiden als volgt:
6080 branders met gaatjesglazen.
1 Stehabrander.
35 Olsobranders.
88 Groepenbranders
19
1
2 Mannesmann lampen met 2 pitten.
3 Graetzinlichten met 1 pit.
102 Graetzin Triumphlampen met 1 pit.
553 Graetzinlichten elk met 2 pitten.
34 3
61 Persgaslampen met 1 pit.
2 „2 pitten.
1 Persgaslamp met 3 pitten.
Alle branders zijn, elke pit voor zich, van een daglicht
(aansteekvlamj voorzien, behalve voor persgaslampen met
2 en 3 pitten, welke door 1 aansteekvlam worden ontstoken.
In 1913 is het aantal gasgloeilichten met 348 uitgebreid,
het aantal pitten met 503.
Nog werden dit jaar aan het Pr. Hendrikplein, Zoutman-
straat en Laan van Meerdervoort (tusschen Zoutman- en
Anna Paulownastraat) 23 1-pits persgaslampen aangebracht.
Van de in den zomer te Scheveningen bovendien opge
stelde 55 gasgloeilichtbranders, werden aan het einde van
het badseizoen 51 afgenomen.
Naar brandduur en gasverbruik was de onderscheiding
als volgt:
5 lichten van 200 L. verbruik per uur, brandende van
zonsondergang tot zonsopgang (nachtlichten).
44
VERSLAG DER GEMEENTEGASFAHRIEKEN.
n
n
I
51