15
I
16
Vleesehverbruik in 1913.
In K.G. (Gedeeltelijk geschat.)
Diersoorten.
Totaal.
Vernietigd, j Verbruikt.
Runderen
4.300.010)
1.454.740
5.754.750
11.005
5.743.745
658.750
Paarden
273.700
932.450
915.950
1.262.230
Kalveren
1.148.080
114.150;
1.256.230
474.050
Varkens
4.654.890
4.180.840
900
4.653.990
Schapen
400
150.940
Geiten
6.735
10.437.260
2.325.210 12.762.470
143.800
5.780’
7.540
I
1.030
151.340
6.810
I
75'
34.880 12.727.590
I
Indien men aanneemt, dat de bevolking van ’s-Gravenhage
in het jaar 1913 bestond uit 297.528 inwoners, welk cijfer
werd bereikt op 1 Juli 1913, en men rekent het verbruik
van toebereid vleesch: gerookte hammen, worst enz., wat
niet aan het Slachthuis behoeft gekeurd te worden, gelijk
te zijn aan den uitvoer van vleeschartikelen, in hoofdzaak
spek, de belangrijke invoer van vleesch per postpakket
buiten beschouwing gelaten dan verkrijgt men over het
afgeloopen jaar een vleesehverbruik per hoofd van 42,78 K.G.
Dit verbruik per hoofd is méér dan dat voor 1912 berekend
omdat, gelet op de uitkomsten der wegingen in 1913, het
gemiddelde gewicht der geheele slachtdieren zwaarder is
geschat.
Geslacht. Ingevoerd.
VERSLAG VAN HET OPENBAAR SLACHTHUIS.
VI.
16.500
6.000