24 3 onderbreking van den aanblik op den langen wand waar tegen zij zijn opgesteld. Een groot deel van dien wand ingesloten in de fraai gesneden lyst van het verdwenen Schuttersstuk van 1752 is geheel ingericht als decoratief vak; het oude kastje van het chirurgynsgilde, dienstbaar gemaakt voor het uitstallen van enkele stukken Duitsch porcelein uit het legaat van Zegwaard verkregen, is opgehangen als middenstukdaar nevens vullen enkele klokken (legaat Brouwer), en goede stalen van het blauw porcelein uit genoemd legaat afkom stig, de overige ruimte van het vak. Een verhangen der schilderden in deze zaal was van dit alles het gevolg. Vooral kwam dit ten goede aan de twee fraaie familiestukken van Johan Mytens, welke nu hangen met zijlicht, waardoor hunne eigenschappen zeer goed uit komen. In een der veranderde toonkasten in Zaal III wordt tegen een bruin (terra-cotta) fluweelen achtergrond het Haagschporcelein uitgestald; in de andere toonkast op dezelfde wijze ingericht is het glaswerk geplaatst, terwijl eene zijde dezer kast wordt benut voor de verzameling „Rozenburg’s aardewerk van Colenbrander”, welke daar uitmuntend tot haar recht komt. De belangrijke uitbreiding der Haagsch-porcelein-ver- zameling zal binnenkort in deze zaal een derde toonkast noodig maken. Ten opzichte van eene bepaalde soort voorwerpen grootendeels in depót bewaard n.l. scherven der oude gebrandschilderde vensterglazen uit de ramen in de Groote of Sint Jacobskerk werden belangrijke onderhandelingen ge voerd met H.H. Kerkvoogden der Nederduitseh Hervormde Gemeente. In verband met de herstelling dier kerk heeft men ook de vernieuwing ondernomen van het eenige daarin nog aan wezige gebrandschilderde raam, dat van keizer Karel V, waarin reeds vroeger een overschot van het raam van den kanunnik Stalpaert van der Wielen, was gebracht. Kerkvoogden stelden nu de vraag, of de indertijd aan het Gemeentemuseum afgestane glasscherven, n.l. die waaruit enkele der in het Museum tentoongestelde gedeelten van kerkglazen waren gevormd en andere welke in kistjes be waard werden, weder aan hen konden worden teruggegeven, ten einde voor het herstellen van nog andere ramen te dienen. In overeenstemming met het gevoelen van den Directeur, welke ons aantoonde, dat het verlangde vrij wel onuitvoer baar zou zyn, omdat de beschikbare scherven grootendeels ornament geven en zeer weinig, doch nimmer volledig figuur, terwijl zelfs afbeeldingen der verdwenen kerkramen ont- VERSLAG GEMEENTEMUSEUM.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1913 | | pagina 866