I
36
In den loop van het verslagjaar werd 9 maal door
de Commissie geadviseerd omtrent aanvragen om ver
gunning tot het oprichten van lompen- en beenderenbe-
waarplaatsen. Een 7-tal dezer aanvragen ontmoette bij
de Commissie geen bezwaar; in één geval luidde haar
advies ongunstig, terwijl in één geval de Commissie
de vergunning wél verleend wenschte te zien, doch
onder bijzonder strenge voorwaarden.
Omtrent 4 dezer aanvragen was door Burgemeester
en Wethouders aan het einde van het jaar nog geen
beslissing genomenin één geval werd een vergunning,
die door de Commissie ontraden was, door Burgemeester
en Wethouders verleend, terwijl overigens beslist werd
overeenkomstig het advies der Commissie.
Door Burgemeester en Wethouders werden 11 ver
gunningen voor deze soort van inrichtingen verleend.
Twee vergunningen vervielen op grond, dat de inrichting
niet binnen den gestelden termijn was voltooid en in
werking gebracht, terwijl in 3 gevallen de termijn werd
verlengd. Eén aanvrage werd door den belanghebbende
ingetrokken.
meendedeCommissie zich eersttotden Inspecteur derVolks-
gezondheid te moeten wenden met verzoek om inlichting
omtrent de resultaten van zijne bemoeiingen in dezen
(zie vorig jaarverslag). De gevraagde inlichtingen hadden
de Commissie aan het einde van het jaar nog niet
bereikt.
De Sub-Commissie voor het onderzoek van het vraag
stuk der lompen- en beenderenbewaarplaatsen kwam dit
jaar met haar arbeid gereed. De resultaten van de studie
dezer Sub-Commissie werden in een rapport neergelegd.
Zij kwam daarin tot de gevolgtrekking, dat eigenlijk
niet kan worden gesproken van een lompen- en been
derenvraagstuk, in dien zin, dat voor het optreden der
overheid ten aanzien van die artikelen geheel nieuwe
banen zouden behooren te worden aangewezen. „Die
gevolgtrekking”, voegde zij hieraan toe, „vindt bevesti
ging in het feit, dat in de laatste jaren, sedert de
Gemeente, mede op aandrang der Gezondheidscommissie,
meer doeltreffende voorwaarden is gaan verbinden aan
10
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.