36
56
inderdaad niet onbevangen tegenover die
waarop de stellers van ’t adres de vrees
behandeling voor den patiënt van eenig nut kan zijn. De
patiënt kan dit niet en de onbevoegden, welke die behan-
delings-methoden toepassen, kunnen ’t evenmin. En de uit
drukking, dat de artsen niet onbevangen genoeg staan
tegenover die methoden, verraadt een bedenkelijk gemis
aan inzicht in de verhouding waarin de arts staat tot een
geneesmethode. Sympathie of antipathie van den arts voor
de methode speelt bij dezen geen rol bij de aanneming of
verwerping daarvan, maar alleen de vraag, of in het be
paalde geval blijkens de met die methode opgedane ervarin
gen. daarvan voor den patiënt profijt te verwachten is.
Slechts zij, die dit van bepaalde methoden a priori aan
nemen, staan
methoden.
De gronden,
bestrijden, dat het belang van de openbare gezondheid by
de toepassing van hun stelsel schade zal lyden, zyn niet
steekhoudend.
De bewering omtrent hetgeen Engeland en Duitschland
te dien aanzien zouden leeren, wordt door niets gestaafd.
Daarentegen is 't bekend hoe met name in Engeland toe
nemend verzet zich openbaart tegen de practyken der z.g.
Christian Scientists, hoe in Amerika algemeen geklaagd
wordt over den reusachtigen omvang dien de kwakzalverij
daar heeft genomen en hoe in Duitschland ernstige pogingen
in ’t werk worden gesteld om tot een beteren toestand te
geraken, juist op grond van de talryke daar geconstateerde
gevallen van benadeeling der volksgezondheid door de
kwakzalvers.
Het beroep op het inzicht van ons volk ter onderscheiding
van de gevallen waarin de arts de aangewezen man is en
die waarin ernstige behandeling ophoudt en geknoei begint,
faalt ten eenenmale, wanneer men slechts let op het reus
achtig debiet waarin zich middelen als de Abdysiroop e.t.q.
ten onzent verheugen en wanneer men er zich rekenschap
van geeft, hoe zelfs ontw’ikkelde leeken de meest krasse
wanvoorstellingen blyken te huldigen op medisch gebied.
De regeling welke de adressanten ten slotte in overweging
geven achten wy ten eenenmale onvoldoende om het gevaar
voor de volksgezondheid te keeren. Het sub 2 aangegeven
overheidstoezicht kan geen baat geven tegen het verknoeien
van patiënten door een geneesmethode op hen toe te passen
die in hun geval nutteloos of radicaal verkeerd is. Het sub
3 genoemde baat niet tegen de knoeiers, wier kwade trouw
niet valt aan te toonen. De gevallen sub 4 zullen meestal
niet gerechtelijk te achterhalen zyn, terwyl bovendien hier
de vraag rijst, of het aangaat, den rechter te doen beoor-
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.