I I 51 I 6 VERSLAG CONSERVATORIUM VOOR MUZIEK. ld Voor solozang, de dames M. de Voogt, M. E. Veenstra, B. J. Reeser (met onderscheiding), J. C. van den Berg (met onderscheiding) en S. M. Pienenian (met onderscheiding). Voor fluit (solo- en orkestspel), de heer C. J. Arts. Voor fagot (solo- en orkestspel), de heer L. Delfgaauw. Voor trombone (solo- en orkestspel), de heer J. van Poort vliet. Voor contrabas (orkestspel), de heer C. F. Zieek. Aan eene leerlinge werd een eervol ontslag verleend. d. Staat van het onderwijs. Bij de eindexamens ter verkrijging van het diploma voor onderwijskunst en solospel, welke van 14 en 710 Decem ber 1914 werden gehouden, werd de Commissie van Toezicht voorgelicht door de deskundigen L. F. Brandts Buys voor wat pianospel en de solozang, G. Veerman voor wat viool spel en N. A. Bouwman voor wat het blaasinstrumenten- spel betreft. Hetgeen de heer L. F. Brandts Buys in het te dezer zake uitgebracht rapport omtrent het onderwijs in het algemeen aan het Conservatorium mededeelt, heeft naar de meeniug der commissie vooral daarom waarde, omdat dit het oor deel is van een bevoegd deskundige, die buiten den gang van het onderwijs aan het Conservatorium staande, de re sultaten daarvan bij het gedurende eenige dagen ingespan nen ondervragen van een vijftigtal leerlingen op grondige wijze onderzocht en waarnam. Wij ontleenen daarom aan zijn verslag het volgende: „Ik kan verklaren, dat mij evenals de vorige malen, toen ik de eer had als deskundige de examens van het Konink lijk Conservatorium bij te wonen, gebleken is hoe het on derwijs, aan het Conservatorium gegeven, aan de aller hoogste eischen voldoet. Ten bewijze hiervan kan dienen, dat aan slechts zeer weinige candidaten het verlangde diploma niet is kunnen worden uitgereikt. De deugdelijke voorbereiding bleek ook uit de volgende omstandigheid: onder de candidaten voor de diploma’s „onderwijs” waren er enkele wier spel eene zoodanige mate van ontwikkeling bewees, dat zij met het volste recht aanspraak hadden kunnen maken op het diploma „solospel”, hetwelk zij slechts daarom niet verwierven, wijl zij er zich niet voor hadden opgegeven. Aan de andere zijde acht ik het een gelukkig teeken, dat verscheidene leerlingen, die nu het onderwijs-diploma verwierven, hunne studiën niet als ge ëindigd beschouwen, doch zich voornemen deze nog een jaar voort te zetten om daarna het hoogere diploma te verwerven.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 1377