52
2
VERSLAG ACADEMIE VAN BEELDENDE KUNSTEN.
Moest de Raad van bestuur in zijn vorig jaarverslag zijn
teleurstelling uitspreken, dat de plannen voor hervorming
en uitbreiding van het ouderwijs, sedert 1912 aanhangig,
nog niet tot een begin van uitvoering konden komen, aan
gezien de verwachting dat op de begrootingen van Rijk,
Provincie en Gemeente voor het jaar 1914 de gevraagde
verhooging van de tot dusver aan de Academie verleende
geldelijke ondersteuning zou worden voorgedragen, niet
verwezenlijkt werd, thans kan worden medegedeeld dat de
herhaalde pogingen om langer uitstel van die hervorming
te voorkomen ten slotte toch tot een gelukkig resultaat
hebben geleid.
Met erkentelijkheid wordt vermeld, dat op voordracht
van de Hooge Regeering en van de Provinciale en Gemeen
telijke besturen, de aangevraagde subsidiën geheel of ge
deeltelijk zijn toegestaan en wel in dier voege, dat de reor
ganisatie van het onderwijs met den aanvang van het
nieuwe dienstjaar 1914—1915 in werking kan treden.
De Raad van bestuur ziet zich thans in staat gesteld aan
bet hervormingsplan in zijn geheel uitvoering te geven.
In groote trekken beoogt dat plan uitbreiding te geven aan
de opleidingscursussen voor de akte-examens M.O. teeke-
nen, in dier voege dat, naast het bestaande onderwijs in
beeldende en toegepaste kunst en het avondvakonderwijs,
volledige opleiding zal worden gegeven voor alle tee-
kenaktenin aansluiting aan dat avondvakonderwijs
in dag- en avondcursussen voortgezet Middelbaar Tech
nisch onderwijs in de bouwvakken; het kunst-industrieel
ouderwijs zoodanig in te richten dat het voldoet aan de
eischen van een theoretische en zooveel mogelijk ook prac-
tische opleiding voor de verschillende kunstambachten;
eindelijk het Museum van Kunstnijverheid door uitbrei
ding van de verzamelingen en doeltreffender beheer beter
aan zijn bestemming ten behoeve van het onderwijs en
voorlichting van het publiek te doen beantwoorden.
De voorbereiding van deze veelomvattende reorganisatie
eischte velerlei bemoeiingen, inzonderheid van de Com
missie van Onderwijs uit den Raad van bestuur en van
den Directeur. Daaronder behoorden wel in de eerste
plaats de samenstelling van het nieuwe programma van
onderwijs en van de lesroosters; de zorg hoe te voorzien
in de noodige meerdere ruimte èn voor het onderwijs èn
voor het Museum, wat in de latere jaren toch reeds een
meer en meer nijpende behoefte was geworden; en niet in
de laatste plaats de keuze van de nieuwe leeraren waarmee
het onderwijzend personeel moest worden versterkt.
Maar bovendien is de Raad van bestuur ook te rade ge-