166
h
Evenals in de voorgaande jaren werden de gewone
onderhoudswerken in eigen beheer uitgevoerd. De wer
ken bestonden in hoofdzaak uit:
Het in orde houden van de kanaal-glooiïngen met
bermen en van de hoofden in zee;
het aanbrengen van een ijzeren versterkingsplaat op
den halsbeugel van de Noordelijke waaierdeur der
zeesluis
het voorzien met hoekijzers van de voorhorren der
bovenvloeddeuren van de binnensluis, teneinde bescha
diging door aanvaring te voorkomen;
en het aanbrengen van 4 moerbouten aan het boven
gedeelte der voorhor van de N. O. benedenvloeddeur,
ter voorziening van een ter plaatse ontstane scheur.
Langs de Z.W. zijde van den Kranenburgweg werd
de hooge kanaalberm, tusschen de Groot Hertoginnelaan
en het Stadhoudersplein, verbreed en daarop een schel
penpad gemaakt.
In verband daarmede werd het bovengedeelte der
N.O. glooiing van het kanaal, van de Groot Hertoginne
laan af tot voorbij de binnensluis, gewijzigd en over
een groot gedeelte van brikbekleeding voorzien.
De afritten ten behoeve van de Brandweer in de
N.O. glooiing van het kanaal, werden met puin ver
hard en in gebruik gesteld.
De ombouw van het stoomgemaal tot electrisch gemaal,
waarmede het vorige jaar werd aangevangen, kwam
in zooverre gereed dat de machines den 4en Mei in
gebruik gesteld konden worden. De levering en instal
latie geschiedde door de Kon. Ned. Machinefabriek,
voorheen E. H. Begemann te Helmond, voor een som
van f 22.900.-—. De wijzigingen aan de gebouwen, waar
onder de inkorting van het ketelhuis, werden in eigen
beheer uitgevoerd; de inrichting van het ingekorte
voormalige ketelhuis tot magazijn, wacht- en schaft
te Delft zijn opgebracht, op wier verzoek het electrisch
gemaal voor haar rekening van 1 October af doorwerkte
tot het einde van het jaar.
In het geheel zijn in 1914 geloosd: 192.275.307 M3.
Van de bovengenoemde inlating aan den Leidsche-Dam
was op den waterstand in onze grachten geen invloed
te bespeuren.