11
j
2
VERSLAG DER DUINWATERLEIDING.
I
.1
4
b. Filters en Pompstation.
De filterbassins en bybehoorende werken verkeeren in
uitstekenden staat, zoodat behalve de geregelde vernieuwing
van het filterduinzand en schoonmaak van reinwaterriolen
en kelders geene werken behoefden te worden verricht.
De circulatieinrichting van het opgepompte ongefiltreerde
duinwater werd eenigszins uitgebreid, zoodat dit water langer
aan de inwerking van lucht en licht wordt blootgesteld
alvorens in de filterbassins te komen. Hierdoor komen de
algen en andere plantaardige bestanddeelen vroeger en
beter tot ontwikkeling waardoor eene betere filtratie en
langere duur van het tiltermateriaal worden verkregen.
De uitkomsten van de scheikundige en bacteriologische
beproevingen van het leidingwater -waren dientengevolge
van dien aard, dat het oordeel van den Gemeentelyken
Keuringsdienst weder zeer gunstig luidt.
Behalve de gewone onderhoudswerken behoefden ook aan
de gebouwen en dienstwoningen aan het Pompstation geene
bijzondere werkzaamheden te worden verricht.
Mijn voornemen is om in dit laatste van my als Directeur
te verwachten jaarverslag dezen bij uitstek gunstigen toe
stand van onze watervang meer uitvoerig te omschryven.
De gegevens, ofschoon alle voorhanden, vereischen eene zeer
nauwgezette en gedetailleerde uitwerking, waartoe de gelegen
heid mij heeft ontbroken, zoodat ik dit tot een later tijdstip
als een bijvoegsel van dit jaarverslag moet uitstellen.
In dit jaar werd een aanvang gemaakt met de voltooiing
van de draineerleiding van de watervang, waarvan het
laatste gedeelte over ongeveer 2000 M. lengte nog in den
voorloopigen toestand van aanleg was en dit jaar eene lengte
van 400 M. gereed kwam. Nadat dit, voor zoover daarbij is
betrokken de verlengde hoofdader, voor het grootste gedeelte
in 1915 zal zijn klaargekomen, kan de voltooiing van de
eveneens voorloopig aangelegde sprank H. onderhanden
worden genomen.
Het tot stand brengen van waarnemingsposten voor de
controle op het ehloorgehalte van het duinwater, die in den
laatsten tyd meestal tot op eene diepte van circa 150 M. D.P.
■werden doorgetrokken, w’ordt voortdurend voortgezet en
deze brengen voortdurend belangrijke gegevens aan het licht
aangaande den hydrologischen toestand van den duinbodem.
Tevens kan door een geregeld onderzoek van het in deze
waarnemingsposten beschikbare water een volkomen contröle
gehouden worden over eventueele veranderingen in de schei
kundige samenstelling van het in de duingronden aanwezige
water.