J 16 5 Bovendien kwam een Katwjjksche bom met averij en weinig haring in de haven. Van de laatste haringreis kwamen hier binnen 63 loggers en 15 bommen, waarvan 20 loggers en 6 bommen naar andere havens vertrokken. De vloot heeft helaas het verlies van twee loggers te be treuren nl. van den logger SCH. 392, van de reederij W. den Duik Gzn., werd tot heden niets meer vernomen. De logger bemand met dertien Scheveningers is vermoedelijk op een mijn gestooten en vergaan. De logger SCH. 169 van de reederij „Sterna” stootte 5 November in de Noordzee, op een mijn waardoor de logger verloren ging, de equipage kon gelukkig door die van den logger SCH. 204 worden gered. De haringvisseherij had veel te lijden van den oorlogs toestand. Nadat de maand Augustus verloren ging, doordat de schepen de havens niet durfden te verlaten, werd zij ook vroeger beëindigd dan andere jaren, wat haar oorzaak vond in de vele mijnen, welke op zee werden aangetroffen en waardoor schepen en vischtuig verloren gingen, terwijl ook het storm weer in de eerste helft van November bijdroeg tot een vroegere beëindiging van die visscherjj. Dank zij de buitengewoon hooge prijzen, waarvoor de haring veelal voor Duitsche rekening werd aangekocht, en de som tijds ruime aanvoer, is de teelt 1914 finantieel zeer voor- deelig geweest, al waren er ook reederjjen, gelijk altijd het geval is en wel het geval zal blijven, voor wie de resultaten maar zeer poover waren. Vooral na Augustus werd veel be- somd en waren er loggers die voor f 10.000 aan haring in één reis meebrachten, zelfs kwam een logger met eene be somming van f13.000, in één reis in de haven. Reizen van 6 tot f8000, weken niet veel van het gemiddelde af. Gedurende het haringseizoen werden 10 Juli, 5 Augustus, 3 September, 13 October en 21 November peilingen door den Rijkswaterstaat in de buitenhaven verricht en kon uit de uitkomsten daarvan de conclusie getrokken worden, dat de wettelyke diepte aanwezig was, doch op enkele plaatsen vóór den mond der buitenhaven, verondiepingen werden gevonden, welke hinderlijk voor de scheepvaart waren. Uit een op 24 December gedane peiling bleek, dat weer een ernstige verondieping in zee voor den mond der buiten haven had plaats gehad waar slechts 24 dM.-N.A.P. op 50 Meter afstand der havenhoofden gevonden werd. Ook gedurende de haringvisseherij stootten en bleven vele vaartuigen vastzitten in de buitenhaven. De weersgesteldheid was zeer afwisselend, Augustus en VERSLAG DER VISSCHERSHAVEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 575