18A VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.
4
Eerste onderdeel: Eerste Geneeskundige Hulp.
Drie onderdeden dus van min of meer uiteenloopenden
aard, omtrent de inrichting waarvan thans eenige verdere
aan wijzigingen volgen.
A. .Eerste Geneeskundige Hulp”, ten behoeve van personen,
die daaraan onmiddellijk behoefte hebben en deze niet op
andere wyze kunnen verkrygen;
Voor dit onderdeel mag in hoofdzaak naar het verslag
over 1912 verwezen worden. Evenwel heeft de dienst bij de
C. „Geneeskundige Verzorging” van:
I. de personen, die op grond van on- of minvermogen
daartoe door het Burgerlijk Armbestuur zijn aangewezen,
II. de ambtenaren en beambten, die krachtens hun be
trekking by de Gemeente in het genot zyn van vrye genees
kundige behandeling en
III. de schoolkinderen, die door den Schoolartsendienst
lydende bevonden zijn aan ziekten van besmettelyken aard
en niet op andere wijze voldoende hulp kunnen verkrygen.
Dit tot op zekere hoogte verschillend karakter der werk
zaamheden leidde er vanzelf toe den arbeid over twee
categoriën van geneeskundigen te verdeelen, terwijl de
directeur tusschen beide groepen een band vormt.
De geneesheeren, meer in het bijzonder met het houden
van toezicht belast, dragen den naam van controleerende
de andere, meer speciaal voor het verleenen van hulp Aan
gewezen, dien van behandelende geneeskundigen.
Te zamen nemen zy naast hun hoofdtaak met den direc
teur die werkzaamheden voor hun rekening, welke een
spoedkarakter dragen, waardoor tevens een geregeld onder
ling contact in het Centraalbureau van den dienst verzekerd
is. Een zaak van groot belang voor de zoo hoogst gewenschte
éenheid van optreden.
Overeenkomstig de indeeling der verordening bestaat de
dienst in zijn tegenwoordige formatie uit drie onderdeden
en wèl
B. „Geneeskundig Toezicht” op:
I. de ambtenaren, beambten en werklieden in Gemeente
dienst en
II. de personen, die als maatschappelijk ongeschikten zyn
aangewezen