I
J
I
1
35
i
i
ft
geneeskundige verzorging als juist dient erkend: „geen
verpleging van zieken buiten de gewone omgeving, tenzij
daartoe bepaalde motieven aanwezig zyn”.
Zoo opgevat draagt de verpleging in een ziekeninrichting
al evenzeer het karakter eener reservehulp. Want de stel
ling: „een zieke hoort thuis in een ziekeninrichting” is in
hare algemeenheid eenvoudig onbegrijpelijk en moet tot
consequenties voeren, die niet alleen uit een finantieel oogpunt
onaannemelijk zijn, maar die bovendien schade toebrengen
aan de gezinsverhoudingen en het verantwoordelijkheidsge
voel doen verslappen, terwijl alsnog aan vele zieken volstrekt
geen dienst wordt bewezen door hen, vaak tegen hun zin,
naar de omgeving van een ziekenzaal te verplaatsen.
De geneeskundige dienst past dus ten aanzien van de ge
neeskundige verzorging de volgende beginselen toe: den
zieke niet zonder noodzaak aan zijn omgeving onttrekken;
in eerste instantie de verpleging aan huis en deze met alle
ten dienste staande middelen bevorderen. Er niet tegen op
zien om, waar noodig, den lijder twee, zelfs drie maal per
dag te bezoeken, hem met raad en daad te steunen in het
milieu, waarin hij zich thuis gevoelt en niet alleen hem,
maar heel het gezin, waartoe hij behoort. Met de wetenschap,
dat men zoodoende en juist daardoor vat krijgt op die lagen
der bevolking, welke daaraan het meest behoefte hebben.
Dezen gedachtengang volgende, behoeft het niemand te
verwonderen, dat de geneeskundige dienst zich strikt aan
de bestaande voorschriften gehouden heeft en houden zal,
die een strenge, maar rechtvaardige controle over de zieken
huisopname voor rekening der Gemeente toelaten.
Het aantal gevallen, dat met voorkennis van het Burgerlijk
Armbestuur in het afgeloopen jaar in onderzoek is gekomen,
bedraagt 2499.
Hiervan -werden 438 gevallen geweigerd, als zijnde onvol
doende gemotiveerd. In 2066 gevallen werd dus tot de op
name besloten of te zamen met die, welke spoedshalve door
het onderdeel „Eerste geneeskundige hulp” werden behan
deld, 2915 gevallen, w’aarvan de beslissing conform de aan
vrage kon uitvallen.
De opname geschiedde 162 maal op grond van het be
smettelijk karakter der aandoening, 1821 maal op grond
van de omstandigheid, dat een bijzondere behandeling of
verpleging noodig was. die slechts in een inrichting gegeven
kan worden en 932 maal op grond van slechte woontoestanden.
In gevallen van twijfel werd als reeds gezegd, regelmatig
de hulp van een specialist ingeroepen, wiens beslissing dan
den doorslag gaf. Ook werden niet zelden patiënten eenige
dagen in observatie genomen, ten einde meer gegevens te
I
VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST. 18A