26 5 I ondersteuning. In hoofdzaak kon hierbij van geen opheffing sprake zijn, door voortdurende ziekte en ouderdom. In 115 gevallen kon de ondersteuning gedeeltelijk worden verhaald op de ondersteunden en wel voor 4 personen, die een pensioen genoten, en 111 personen, die in ’t genot wer den gesteld van de rente bedoeld in de artt. 369 en 370 der Invaliditeitswet. Deze personen werden verpleegd in het Bestedelingenhuis. De ontvangsten te dezer zake bedroegen 11308,50. Verhaal voor ondersteuning, verleend aan huiszittende armen, had niet plaats, en werd voorkomen, door de om standigheid dat de armbezoekers de onderhoudsplichtigen wisten te overtuigen, dat zij steun hadden te verleenen. Nog zij opgemerkt, dat de oorlogstoestand geen invloed heeft uitgeoefend op de bemoeiingen van het Burgerlijk Armbestuur, aangezien terstond na de mobilisatie „het Steuncomité Den Haag 1914” optrad en steun verleende aan hen, die tengevolge van den oorlogstoestand werkeloos werden of minder verdiensten kregen. Het Burgerlijk Armbestuur heeft van den aanvang af het standpunt ingenomen, dat in die gevallen het niet op zijn weg lag, om hen die niet in den gewonen zin armlasti gen waren, te helpen. Ware dit Comité niet opgetreden, zeer zeker zouden dan de lasten voor het Burgerlijk Armbestuur aanzienlijk zijn verzwaard, zooals dit het geval was in andere groote ge meenten, waar men meende de ondersteuningen tengevolge van de mobilisatie althans ten deele ten laste van het Bur gerlijk Armbestuur te moeten brengen. Zooals boven reeds gemeld, houdt de vermeerdering der uitgaven over 1914 geen verband met den oorlogstoestand, gekend, omdat door tusschenkomst onzer armbezoekers voor de hoofden dier gezinnen, een passende betrekking kon worden verkregen. Een 6-tal gezinnen, die ondersteuning genoten, konden dien steun missen, nadat ook voor de gezinshoofden door bemiddeling der armbezoekers werk was gevonden. In 4 gevallen werd voor de hoofden van die gezinnen werk verkregen, doch bleek later, dat zij voor dit werk on geschikt waren, waarom zij opnieuw in ondersteuning moesten worden opgenomen. 1268 bedeelden bleken niet uit hun armlastigheid te zijn op te heffen en genoten: 781 personen gedurende 4 kwartalen, 105 3 204 2 178 1 VERSLAG BURGERLIJK ARMBESTUUR. 5,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 893