27 5 VERSLAG GEMEENTELIJK WEKKLOOZENFONDS. V" zaten. Van het meerendeel der aangeschreven vereenigingen kwam dadelijk het verzoek om toelating in. Het was in deze bijzondere omstandigheden natuurlijk van het grootste belang, dat in zoo kort mogelijken tijd de regeling in werking zou treden. Dit gaf aan ons Bestuur niet geringe zorgen, die nog vermeerderden door de om standigheid, dat het al spoedig bleek, dat de administratie van vele vereenigingen zeer onvolledig was en schier geen enkele zóódanig was ingericht, dat zij zich aanpaste aan de vaak ingewikkelde bepalingen der „Noodregeling”. Achtereenvolgens had inschrijving plaats van ‘29 nieuwe werkloozenkassen’ zoodat te zamen met de 12 reeds vroeger aangesloten vereenigingen 41 kassen met 5219 leden (bij lage V) van de „Noodregeling” konden profiteeren. Aan 3 vereenigingen kon de toelating tot de „Noodregeling” niet worden verleend, terwijl de aanvrage van één organisatie, waaromtrent het Bestuur in correspondentie was, vóór 1 Januari 1.1. nog onafgedaan bleef. Ter bepaling van het saldo op 1 Augustus 1914 was over- legging gevraagd van de kasboeken der vereenigingen, waarbij bleek, dat sommige werkloozenkassen een reserve fonds bezaten. Aangezien ook het daarin aanwezige bedrag bestemd is voor uitkeering bij werkloosheid, werd dit ge voegd bij het saldo op 1 Augustus 1914. De aanwezige gelden bij de verschillende vereenigingen liepên sterk uiteen. Zoo had één vereeniging op 1 Augustus 1914 f 20.000.in kas, terwijl andere vereenigingen ter nauwernood f 100.bezaten. Voor de toepassing van de „Noodregeling” is dit niet onbelangrijke verschil echter van geen waarde; zij bevat geen enkele bepaling, die eenig recht afhankelijk stelt van de grootte der werkloozenkas. Elke vereeniging heeft haar reglement kunnen over leggen. Voor zooveel noodig ging de toezending vergezeld van een verklaring van het Bestuur, dat de bepalingen van het reglement, die mogelijk in strijd waren met de minis- teriëele circulaire of met de Gemeentelijke verordening, voor den duur der „Noodregeling” buiten werking gesteld werden. Bleek bij de invoering der „Noodregeling”, dat zelfs het verstrekken van eenvoudige gegevens (als ledenlijst e.a.) voor sommige vereenigingen bezwaren opleverde, ook het invullen der uitbetalingsstaten liet te wenscjien over. Voor al ten opzichte van het begrip „kostwinnerschap” heersch- ten vaak zonderlinge begrippen; de voorloopige vaststelling door de vereenigingen van het tijdstip, waarop het vierde deel van het saldo op 1 Augustus werd bereikt, was in bijna alle gevallen in strijd met de werkelijkheid; de af-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 913