i l! 27 11 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. nog van het kassaldo op 1 Augustus 1914 in de kas der vereeniging aanwezig zou zijn; dat de Minister geen ander standpunt innam, blijkt dan ook duidelijk uit de circulaire van 15 December (bijlage XI), waarin de volgende zin snede onder IV voorkomt: „Voorzoover men te doen beeft met de centrale werk lozenkas van een nationalen vakbond, moeten alle hier boven bedoelde contributiën worden gestort in de cen trale werkloozenkas van den bond. Omtrent de verreke ning dezer contributies zal later door het Rijk met de „centrale werkloozenkassen eene regeling worden ge troffen. „Bij zuiver plaatselijke werkloozenkassen moeten deze „contributies dus die welke zijn ontvangen, nadat het „Gemeentelijk Fonds de geheele uitkeering heeft overge- „nomen weer dienen, om uitkeeringen uit de kas te „doen. Het best wordt dit bereikt, doordat de kassen met „het Gemeentelijk Fonds op geregelde tijden deze con tributies verrekenen in verband met de uitkeeringen.” Het handhaven van deze bepaling achtte ons Bestuur zeer zeker gerechtvaardigd. De circulaire van ons Bestuur van 5 Oct. bevatte verder o.a. de bepaling, dat de wachttijd van acht dagen niet in acht genomen behoeft te worden, indien tusschen twee perioden van werkloosheid door een werkloos lid minder dan 14 achtereenvolgende dagen is gewerkt. Door enkele organisaties werd aangedrongen op verlen ging van den hierbedoelden arbeidsduur van 14 dagen. Zij achtten dien tijd te kort en ook niet in overeenstemming met de circulaire van den Minister, welke van een „vrij ge- ruimen tijd” spreekt. Ons Bestuur kon zich over het algemeen wel vereenigen met den wensch der- vereenigingen, hoewel de gevraagde verlenging tot 3 maanden wel wat lang voorkwam. De be paling van 14 dagen was indertijd gemaakt in verband met den in de Verordening op het Gemeentelijk Werkloozen- fonds voorgeschreven wachttijd van 3 dagen. Nu echter door de invoering der „Noodregeling” deze wachttijd was ver lengd tot 6 dagen, achtte ons Bestuur het alleszins billijk, den bovenbedoelden arbeidsduur meer in overeenstemming te brengen met den thans geldenden wachttijd en besloot dien termijn te bepalen op 4 weken. In een nadere circulaire van ons Bestuur d.d. Nov. (b ij- lage XII) werden de vereenigingen hiermede in kennis gesteld, tegelijk met het door het Bestuur genomen besluit omtrent de vraag, wie te beschouwen is als kostwinner van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 919