27 12 VERSLAG GEMEENTELIJK WEKKLOOZENFONDS. een gezin. Aanleiding tot dit besluit was de eigenaardige wijze, waarop een paar vereenigingen omsprongen met het begrip „kostwinnerschap”. Van ons Bestuur werd nog een beslissing gevraagd in gevallen, dat werkloozen, die reeds uitkeering genieten, door ziek-worden tijdens hun werkloosheid, niet in de gelegen heid zijn hun contrólekaart voor één of meerdere dagen te laten afstempelen. Het Bestuur was van meening, dat bü ziekte wél kon worden uitgekeerd, wanneer de ziekte niet is voorafgegaan aan de werkloosheid, maar t ij d e n s de werkloosheid is ontstaan. In verband hiermede besloot het Bestuur den vereenigingen mede te deelen, dat in geval van „ziekte tijdens de werkloosheid” kan worden toegestaan, dat gedu rende 3 dagen de verplichting van het afstempelen der kaarten niet wordt nagekomen. Mocht na deze 3 dagen de ziekte voortduren, dan zal door het Bestuur van het Ge meentelijk Werkloozenfonds onmiddellijk een onderzoek worden ingesteld en naar bevind van omstandigheden wor den gehandeld. Niet overbodig is wellicht nog de vermelding, dat ons Bestuur zich naar aanleiding van ingekomen adressen heeft beziggehouden met de vraag of de beperking van de „Nood- regeling” tot de kassen, welke vóór 1 Augustus waren op gericht, in het belang is van de werkloozenverzekering in het algemeen en of het in verband hiermede wellicht ge- wenscht zou zijn ten aanzien van de nieuw-toetredende vereenigingen den wachttijd van 6 maanden (art. 12 der verordening) terug te brengen tot 3 maanden. Zooals reeds gezegd, is het de bedoeling der „Noodrege- ling” om hen, die in normale tijden het bewijs hebben ge geven zelf mede te willen werken tot verzachting der gevolgen van werkloosheid, in deze ongunstige tijdsomstan digheden te hulp te komen. Algemeen werd dan ook ontraden een wijziging te bevor deren, waardoor niet alleen de reden van het bestaan der tegenwoordige regeling zou vervallen, maar waardoor elke nieuw op te richten werkloozenkas dus een „recht” op een uitkeering voor zijn leden zou zijn gewaarborgd, waarvan de grootte, zoowel als de duur niet in de minste verhouding zou staan tot de gedurende enkele maanden betaalde contributie. Van het vormen van een behoorlijke reserve is in zóó korten tijd vanzelf geen sprake. Dat bovendien een dergelijke wijze van „verzekering” zware finaneiëele lasten op de Gemeente zou leggen, behoeft geen betoog. Ten aanzien van de werklooze leden van de Ned. Zeemans- vereeniging „Volharding” werd in verband met het eigen-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 920