27
30
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
Bijlage I.
Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel.
No. La C. Afd. Arbeid.
s-Gravenhage, 22 Aug. 1914.
Betreffende
Werkloozenverzekering.
„De vraag zal in deze dagen ook bij Uw Gemeentebestuur
zijn gerezen hoe er te handelen is met den gemeentelijken
steun aan de werkloozenverzekering. De Regeering is over
tuigd, dat het van ’t grootste belang is de bestaande door
de arbeiders getroffene voorziening tegen werkloosheid ook
thans in stand te houden.
Ofschoon tot heden van Rijkswege geen middelen hiertoe
beschikbaar waren gesteld, is de Regeering, daartoe aange
zocht en voorgelicht door den Werkloosheidsraad, bereid
om als noodmaatregel thans hiertoe tijdelijk over te
gaan. Zij meent echter in dubbelen zin op de hulp van Uwe
Gemeente te mogen rekenen. Allereerst doordat ook van
Gemeentewege de financiëele steun zoo breed mogelijk
worde opgevat, en daarnaast doordat de gemeente bij de
uitvoering van den noodmaatregel zich bereid toont ertoe
mede te werken de rijkshulp op praetische wijze aan te
wenden.
Waar in deze dagen groote aantallen personen ondersteu
ning zullen verkrijgen, meent de Regeering, dat in elk
geval een geldelijke steun verleend mag worden aan ieder,
die door het regelmatig betalen eener premie voor de werk
loozenverzekering getracht heeft den nood af te wenden.
De Regeering acht het billijk, zoo noodig met t ij d e 1 ij k e
terzijdestelling van bestaande bepalingen, het recht op eene
uitkeering in dezen abnormalen tijd toe te kennen aan
ieder, die gedurende ten minste drie maanden contri
butie aan een werkloozenkas heeft betaald, ook wanneer die
kas niet bij het gemeentelijk werkloozenfonds was aange
sloten.
Waai- die uitkeering zou voortduren zoolang de buiten
gewone omstandigheden blijven bestaan, of zoolang de
noodmaatregel kan blijven gelden, en dus niet gebonden is
aan een maximum duur, is het ook billijk de uitkeering
weer te hervatten voor de werklooze leden van een kas, die
reeds te voren langer dan de gestelde termijn een uitkeering
genoten.