27
31
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
Uit een en ander zullen extra kosten, zoowel voor de
werkloosheidkasseu als voor het gemeentelijk werkloozeu-
fonds voortvloeien, waarin de Regeering bereid is tenmin
ste voor de helft bij te dragen.
Bovendien meent de Regeering, dat verder moet worden
gegaan. Bij de thans zoo omvangrijk optredende werkloos
heid is te vreezen, dat de kassen slechts kort aan hun ver
plichtingen kunnen voldoen. Houden zij met de uitkeeriu-
gen op, zoo vervalt ook de bijslag uit het gemeentelijk
fonds.
Er zou daarom allicht een neiging ontstaan de werklooze
leden van de kassen te verwijzen naar de hulp der steun-
commissies.
Voor deze Commissies zal het echter van groote waarde
zijn indien een kern der arbeiders hulp kan blijven vinden
bij de kassen.
De Regeering meent, dat er reden is om de volgende een
voudige en op een enkele uitzondering na uniforme rege
ling in deze moeilijke dagen tijdelijk toe te passen:
Het recht op uitkeering gaat in 8 dagen nadat de werk
loosheid is aangevangen.
Uitkeering wordt gegeven aan de verzekerden, die ouder
dan 18 jaar zijn, na 3 maanden contributie-betaling.
De uitkeering bedraagt:
5 gulden of 6 gulden voor gehuwden en kostwinners;
4 gulden of 5 gulden voor anderen.
Welk der twee bedragen geldt, zou door Uw Bestuur zijn
vast te stellen.
Personen beneden 20 jaar, die ongehuwd zijn en geen
kostwinner, ontvangen de helft.
De kosten van deze uitkeeringen worden gedragen voor
de helft door de kas, voor de andere helft als bijslag door
het gemeentefonds.
Voor wat betreft de uitkeeringen aan personen, die daar
voor krachtens de reglementen der kassen of van het fonds
nog niet, of niet meer in aanmerking komen, is hiervoor
reeds aangegeven, dat die ten minste voor de helft voor
Rijksrekeuing kunnen worden verstrekt.
Zoodra het vermogen der kas daalt tot minder dan 25 pCt.
van het saldo op 1 Augustus 1914, zal de geheele uitkeering
geschieden op rekening van het gemeentefonds.
Het bedrag, waarmede de uitgaven van het fonds over
schrijden 75 pCt. van het door de Gemeente vastgestelde
crediet, kan tenminste voor de helft door het Rijk worden
vergoed.
Door deze regeling zal het Rijk tenminste de helft van de
buitengewone risico’s betalen, terwijl èn de kas èn het