27
35
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
op die wijze aan velen gemakkelijk zou gemaakt worden,
om zoodra een tijdelijke tegenspoed intreedt, in het Burger
lijk Armbestuur te zien een College, geroepen om onmid
dellijk en in allerlei nooden te voorzien.
De oprichting van het Steun-comité 1914 kan dan ook, in
dit verband, worden beschouwd als een vrucht van het par
ticulier initiatief, dat hoogelijk mag worden gewaardeerd.
In hoeverre dit Steun-comité den ganschen duur van de
werkloosheids-crisis zijn taak naar behooren zal kunnen
uitvoeren, is thans niet uit te maken. De vrees is niet onge
grond, dat de krachten van het Comité daarbij zullen te
kort schieten; en dat de Gemeente wel genoodzaakt zal zijn
om geldelijk bij te springen.
Dit nu heeft ons Bestuur van het Gemeentelijk Werkloo-
zenfonds mede er toe geleid om in zijn vergadering van 26
Augustus jl. zijn instemming uit te spreken met de strek
king van bovenvermeld schrijven van den Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel, om nl. van Rijks- en Ge
meentewege de werkloozenkassen in staat te stellen, onder
de noodige waarborgen, langer dan anders het geval zoude
zijn, uitkeeringen aan haar leden te verstrekken. Terecht
schrijft o.i. de Minister, dat „in elk geval een geldelijke
steun bedoeld wordt geldelijke steun van de Gemeente
verleend mag worden aan ieder, die door het regelmatig
betalen eener premie voor de werkloozen-verzekering ge
tracht heeft den nood af te wenden.” De Gemeente ’s-Gra-
venhage heeft reeds, door de instelling van het Gemeentelijk
Werkloozenfonds, getoond op prijs te stellen de pogingen
van werklieden om door het storten van een premie in een
werkloozen-kas te zorgen voor de dagen van werkloosheid.
Het ligt alzoo in de eensgelegde lijn om in dezen buitenge
wonen tijd verder te gaan dan de Verordening op het Ge
meentelijk Werkloozenfonds (Verz. 1908 No. 10) voorschrijft
en zelfs den eisch te laten vervallen, tijdelijk althans, dat
een werkloozen-kas heeft te beantwoorden aan art. 11, lid 1,
dezer Verordening, welk artikel voorschrijft, dat alleen die
werkloozenkas zich bij het Gemeentelijk Werkloozenfonds
kan aansluiten, ■welke ook niet-leden van de vakvereeniging
waarvan de werkloozen-kas uitgaat, tot de kas toelaat.
Daarmede is niet gezegd, dat ons Bestuur aan Uw College
zou adviseeren het stelsel, in art. 11 neergelegd, los te laten.
Integendeel blijft het onze meening, dat in afwachting van
de toegezegde wettelijke werkloozen-verzekering dat artikel
behoort te worden gehandhaafd. Het is alleen onze bedoe
ling om, geheel in overeenstemming met den wensch van
den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, Uw
College in overweging te geven om door het middel van